VI
WOORD VOORAF
verband met zijn opleiding en vermogens volkomen in staat is te beheerschen. En niet verder grijpen. En zich vooral matigen in zijn oordeel. Omdat er van alles is. En van alles ook de uitersten.
Zoo heb ik — om een nogal sprekend voorbeeld te noemen — de Arabische kwestie in mijn verhaal heelemaal niet behandeld. Opzettelijk niet. Met een paar woorden is zij niet af te doen. Zij is een der zeer zware problemen. Voor een grondige studie voel ik mij niet competent. Ik heb voor politiek het juiste zintuig niet. In mijn reisverhaal vind ik geen behoorlijke plaats voor het Arabische vraagstuk.
Wie er verder meent in den tijd van een toerist alles te kunnen bezoeken, wat een bezoek waardig is, en alles te kunnen zien, wat bezienswaardig is: en dan alles te kruinen beoordeelen, waaromtrent na zijn terugkeer de menschen een oordeel van hem vragen, die grijpt te ver. „Wie teveel aanvat, houdt niets vast" zegt een Talmoedisch spreekwoord.x) Dat moet men zich ook hier heel ernstig ter harte nemen.
Wel ben ik een eenigszins behoorlijken tijd in Erets-Jisraël geweest. Een kleine zes weken is wel iets. En ik had er goede voorlichting en voortreffelijke gidsen. Maar er is nog een massa, dat ik niet gezien heb. En veel, waarvan ik evenveel of evenweinig weet als toen ik er heenging. De menschen, die er een gelijken tijd of minder hebben doorgebracht en met een beslist oordeel over alles en nog wat terugkeeren, bewonder ik. Of ik geloof hen niet.
Daarom vertel ik, wat ik in Erets-Jisraël heb gezien. Met mijne oogen. En welken indruk dat Erets-Jisraël op mij ge-
1) Babli Rósch-Haschanèh fbl. 46.