WOORD VOORAF
HET lijkt mij noodzakelijk, de omtrekken vast te stellen, waarbinnen het onderwerp van dit boek besloten blijft. En zulks, teneinde bij voorbaat onjuiste verwachtingen en voorstellingen te niet te doen, welke allicht te voorschijn treden, zoodra men het woord „Palestina” voor zich krijgt: Palestina met zijn merkwaardigen inhoud. Palestina, waarin ieder terstond het zijne ziet en voelt, en waaruit ieder het zijne leert en denkt.
Zoo verwacht ieder in Palestina het zijne te vinden. En velen, die zulke verwachtingen van mijn reisverhaal mochten koesteren, zouden teleurgesteld worden. Daarom gaat deze mijne waarschuwing vooraf: Ik ben naar Palestina gegaan als de Jood, die ik ben. Ik ben er heengegaan als naar Erets-Jisraël. Ik ben er geweest in Erets-Jisraël. In het Erets-Jisraël der oudheid. Niet minder ook in het Erets-Jisraël van heden.
Ik heb me beperkt. In zekeren zin gespecialiseerd. Welk woord men nu weer niet al te wetenschappelijk moet opvatten!
Al wie er als toerist heengaat, moet zich — naar ik meen — in dezen zin beperken. Moet gaan zien, wat hem het naaste ligt. En wie er voor een bezoek van bescheiden duur henen gaat met zekere, dan ook bescheiden studieplannen, die moet bij voorbaat gaan, om slechts dat te bestudeeren wat hij in