MOZAÏEK
hoofddeksel van den Arabier. En terzijde van den weg vaart de kameel, varen heele slierten van kameelen. Heele verhuizingen, kleine scheepsladingen op hun ruggen. Als een sleep van kleine scheepjes op het water. Voorop de hoofdgeleider, liggend, duttend of slapend, op een ezel. En naast enkele der kameelen een drijver. Of er bovenop. En dan deinend zoodanig, dat ge enkel van het zien al zeeziek zoudt kunnen worden. Als droomend en met breede stappen schrijdt de kameel, wel statig maar verveeld, daarhenen; aan den langen nek, in gebogen lijn gehouden, den smallen schaapskop vooruitdragend. Hij schijnt te philosopheeren. Hebt ge wel eens een kameel hard zien loopen? Of een troep dravende kameelen aanschouwd? Zelden, maar het kan u tebeurt vallen, als een kudde uw auto achter zich speurt en den weg voor u moet vrij maken. Onze philosoof kan wel hard loopen, maar hij doet het zelden. Hij, of zijn broeder de drommedaris, kan ook een rendier zijn. Dat leert u de Bijbel immers. Sla maar eens de Rol van Esther op (Hoofdst. 8, vrs. 10 en 14). Zijn heele houding, zijn gaan en zijn liggen, illustreert u den Bijbel. Als zijn geleider hem zachtkens dwingt tot liggen, teneinde hem te beladen of te ontladen, dan ziet ge, hoe Abrahams knecht de kameelen bij de bron van Charan doet neder „knielen" (I Moz. 24, 11). En het zadel van den kameel, waarop zijn zware vrachten worden neergevleid, is een groote dikke matras of bestaat uit twee zulke matrassen met een holte er tusschen. Het Hebreeuwsche woord voor zadel en voor kussen is hetzelfde. En Rachel stopte de Teraphiem, die zij haren vader Laban had ontstolen, onder het „zadelkussen” waarop zij ging zitten (I Moz. 31, 34).