JOODSCH PALESTINA
Als ik al deze alledaagsche dingen vooruit had geweten, ware ik zeker vóór of mèt de zon opgestaan.
We zijn er nog niet. We varen veilig tusschen de klippen door. De kust nadert, komt dichtbij. Maar we zijn er nog niet. Daar wachten ons de zorgen der landing. Niet de moeilijkheid om uit het bootje op het land te stappen. De zee is glad en het gaat vanzelf. Maar weder nieuwe formaliteiten. Daar had ik echter op gerekend. En ik had voorzorgen genomen en mij tijdig vooraf per brief van een gids voorzien. Hij voerde mij als deskundige. Mijn bagage was nu spoedig teruggevonden uit de stapels koffers, die aan land waren gebracht. En weldra was ook de douane gepasseerd. En de weg door de verschillende bureaux, alwaar ik daarna nog had te verschijnen, was nu ook tamelijk gauw afgelegd. Toen was ik vrij man. En toen stond ik op den Heiligen Bodem. In een nauwe straat van Jaffa; bij volgeladen kameelen; en ledige wagentjes; en wachtende auto’s.
Ik had het Land betreden.
Zoudt gij door eenige aandoening zijn overmand? Of zelfs maar geraakt?
We zullen aanstonds naar Jerusalem reizen.