— Alleen overschrijven, bij haar rommel leggen en af wachten?
— Ja.
Ze wachtte even. Toen zei ze: — Goed, meneer.
Toen ze verdwenen was, riep Matje naar de suitedeuren: — Daar komt moordmot en die komt terug.
Johan schoof de deuren open.
— Zie je, doceerde Matje, we moeten net zo doen als de doktoren: het is vaak geen kunst om de patiënten te genezen maar het is de kunst om ze aan je te binden en ze te laten terugkomen. In tevredenheid natuurlijk.
Hij grijnsde.
— Je blijft een schoft, deelde Johan hem mee.
— Allicht, antwoordde Matje. Had je iets anders verwacht ?
De rest van die avond was teleurgestelde, verwachtende, berooide of opgedrongen liefde. Op één geval na.
— ’t Is een beetje raar, meneer, waar ik mee bij u kom, zei de man.
—■ Zij allen koom tot mij met geval waarmee zij weet keen raad, antv-oordde Matje en hij wachtte.
De man leek een kleine ambtenaar. Het bleek een kantoorbediende.
— Op een tabakskantoor zit ik, meneer, maar d’r is niet veel tabak en daarom moet het personeel erg opletten, want je staat op straat voor je ’t weet en de tijd is zo mooi niet. Maar weet u: ik was er al jaren voor de oorlog en dus kunnen ze mij zo niet kwijt. Ik heb geen promotie gemaakt, al moest dat eigenlijk wel, ziet u?
—• Ik bekrijp, zei de ziener en het was niet moeilijk te begrijpen.
— Maar een collega van me wel, ziet u en daar gaat het om, vervolgde de man. Wij zitten er met ons zevenen en hij heeft wel promotie gemaakt. Meneer heeft hem tot chef benoemd en dat is het, moet u