moest wat hebben als ze „van de krant” terugkwam.
Er was niets en toen babbelde ze nog even over het weer en verdween.
— Een rustig, evenwichtig mens, meende de kunstcriticus en Johan beaamde dat.
— Ja, zei hij. En altijd gelijkmatig. Komt weinig voor in deze tijd. En ze heeft interesse in wat er om haar heen gebeurt en haar koffie is altijd prima!
De eerste klant, die Huib die middag bij de „fakir” binnenliet was juffrouw Moske. Ze droeg haar Zondagse mantel en hoed, maar ze was het, al scheen ze een ander. Want ze miste de rust en de zekerheid van de morgen met de koffie en ze had kleurtjes ook. Rode vlekjes op de jukbeenderen, blosjes van agitatie.
Johan keek en schrok.
— Kaat u zit daar, zei Matje en hij wees de stoel. Kij hebt moeilijkheden, ik zie. Kij komt tot mij en ik u zal zeg. Spreek vrijuit.
En juffrouw Moske begon. Ze zat daar met de ogen neergeslagen en slechts een heel enkele keer keek ze op, maar dan was het duidelijk, dat ze niets zag dan haar leven, haar leed, haar wensen, haar verkropte en verstopte verlangens.
— Spreek, zei de fakir en hij domineerde gemakkelijk, want niets liever wilde zij dan spreken.
— ”t Is in ’t laatst van de oorlog begonnen, meneer, begon ze. Hij kon toen niet op zijn oude adres blijven en toen kwam hij bij mij onderduiken. Ik woon alleen, ziet u, want ik ben een weduwvrouw met één grote dochter. Die is allang getrouwd en ze heeft twee schatten van kinderen, een jongen en een meisje. Hij kwam toen bij mij en ik was er dadelijk blij om, al was het ook voor mij gevaarlijk, want u weet hoe dat toen was met de Duitsers. Die kwamen zo maar bij je binnenvallen en dan wisten we het wel, maar we hadden een goede schuilplaats gemaakt op zolder en we voel-