— Geleerd ? vroeg de acteur verbaasd.
— Ja. In eerste instantie, dat je nooit les geeft in jiddisje woorden aan iemand, die de verhalen van de schrijver Schalom Aseh van het jiddisj in het Hebreeuws heeft vertaald. Dat heb ik namelijk gedaan.
Huib schaterde.
— O, ja? Wanneer dan? vroeg hij.
— Toen ik de laatste keer vier jaar bajes heb opgeknapt wegens valsheid in geschrifte, heb ik mijn lege uren gevuld met die vertaling. Nadere inlichtingen bij Johan. Da’s één! En punt twee is dit: Je moet je psychologisch inzicht op de uiterlijke verschijning van een individu nog zeer aanzienlijk cultiveren, zullen wij iets aan jouw inlichtingen hebben. Deze vrouw was namelijk niet eisjediesj maar haar man!
— Verrek! zei Huib spontaan.
— Waarom? vroeg Matje. Laat liever de tweede klant binnen. Wat is dat voor iemand?
— Een man, antwoordde de acteur. Verder laat ik me niet over hem uit.
Mattheus Onno schaterde, legde zijn armen weer op de tafel, gaf het teken en liet in devote meditatie het hoofd weer bijna op zijn armen zinken.
Er werd geklopt,
— Entrez, zei de fakir.
— Kunt u de volgende gast ontvangen, heer? vroeg Huib.
— Hij kan koom tot mij nu, antwoordde de ziener.
Een man kwam binnen. Hij was lang en slank. In
zijn bleke gezicht stonden groot en brandend de ogen. Hij was zeer nerveus en hij vouwde zijn handen in elkaar toen hij in de stoel ging zitten, die Mattheus Onno hem minzaam buigend aanwees.
— Kij kunt spreken vrijuit! Wij zijn hier onder elkaar en keen woord van wat wordt kewisseld tussen ons, komt uit deze vertrek, zei de fakir en de woorden klonken zacht en bepaald zeer oprecht en vertrouwen gevend.