vrouw tegenover hem wel moest geloven, dat zij tot de zeer kleine categorie van mensen behoorde, die het geluk op aarde nog niet gevonden hebben.
Ze keek hem aan. Haai' mond trilde en in haar ogen stonden opeens tranen.
— Nee meneer, antwoordde ze. Ik ben heel erg ongelukkig.
Matje knikte begrijpend en met gevoel. En hij zweeg. En wachtte. Het hoefde maar even.
—■ Mijn man was in de oorlog hij de illegalen, meneer en hij was altijd weg. Hij vertelde mij niks. Ook niet als hij es een keer thuis was. Voor de oorlog was alles best, want mijn man had een hele goeie betrekking als eerste bediende in een herenmodemagazijn. We gingen samen vaak uit naar de bioscoop en zo en we waren eigenlijk altijd blij. En toen is de oorlog gekomen en u moet weten, dat de familie van mijn man eigenlijk altijd al tussen ons stookte, maar hij trok zich daar niets van aan. Toen in de oorlog is die zaak waar hij werkte opgeheven, Want dat waren jodenmensen. Heel aardige mensen, meneer, maar ze konden niet langer blijven, omdat alle joden weg moesten en toen kwam mijn man zonder werk, maar dat was het niet, want hij is heel erg goed bij en hij kon werk genoeg krijgen. Maar hij ging bij de illegalen en toen kon hij niet meer bij mij blijven wonen, want hij moest natuurlijk onderduiken. En daar waar hij ondergedoken was, was een vrouw in huis en die legde het met hem aan.
— Kij moet oppas voor een vrouw, zei Matje en bijna had Johan achter zijn kijkgat een te luide lach uitgestoten.
— Is ze zwart, meneer of blond? informeerde de vrouw.
— Zwart, raadde de fakir en hij schoot raak. Het vrouwtje knikte.
—• Ja, dat is zij, bevestigde ze. Ja, ja, dat is zij......
Plotseling barstte ze in snikken uit.