het onverdraaglijke draaglijk geworden schijnt.
Gijs, zo heette de man met het halve rechteroor, trok de deur open en hij 'keek al dadelijk zorgelijk.
— U is laat, heren, zei hij verwijtend.
— U moet maar zo rekenen, troostte Johan, occulte
mannen zijn altijd......
Verder kwam hij niet. Gijs waarschuwde met een vlug op de mond gedrukte vinger Hij kwam de trap afhollen met een snelheid, die op aanleg en routine duidde. Beneden fluisterde hij: — Stil! De wachtkamer zit vol! De gang staat vol en mijn badkamer zit vol! Om half twee begonnen ze al te lopen! Ik weet niet waar ik met ze naar toe moet! En het loopt nog maar steeds door. ’t Is nel; een lekke waterleiding!
Johan keek Mattheus a an en beiden vonden ze geen woorden. Huib zette zijn hoed af en woelde in zijn grijze haren.
— Maar we moeten ons nog kleden en schminken
en......
— Kan niet, besliste Gijs. U moet beginnen en de lui afwerken. Anders groei ik dicht!
Over het gezicht van Matje trok een grijns.
— Niet eens gek, zei die. Als we ’t es zó deden? Ik bezweer je: de illusie krijg ik zo ook!
— Durf je dat? vroeg Johan nog even onzeker.
— Als je es wist wat ik allemaal durf!, was het antwoord. Kom mee, mannen!
Ze klommen de trap op en verdwenen achter in de gang in de tweede kamer van de suite. Een hele nette kamer! Met een roodzijden lampekap vrij laag boven de tafel en op die tafel een blauw pluchekleed met fijne figuren. Stoelen met trijp naar de rode kant, een buffet met stenen poppetjes.
— De gordijnen dicht en de lamp aan, gelastte Matje.
— Doe jij je huisknechten jasje aan, Huib, adviseerde Johan. En zet je bril op.