56
besturen, enz. - het er over eens worden welke doelen in het onderwijs nagestreefd moeten worden. Dat leraren ook ouders of partijlid zijn en leerlingen zich organiseren in pressiegroepen of wat dan ook, doet hier niets aan af. De leerlingen en de leraren dragen het onderwijsleerproces, zij zijn de hoofdrolspelers en zij zijn verantwoordelijk zowel voor wat er geleerd wordt als voor wat er onderwezen wordt. Het getuigt juist niet van realiteitszin indoctrinatie een plaats te geven in het onderwijsleerproces, want zodra leerling en leraar tegengestelde doeleinden gaan nastreven, ontaardt het onderwijsleerproces in het manipuleren van de één door de ander. De leerlingen zullen dan steeds minder gaan leren en teleurgesteld hun leraren en vaak ook elke vorm van regelmatig, laat staan: permanent, leren de rug toekeren.
Na al deze bedenkingen moet nu toch eindelijk de vraag gesteld worden hoe men 'weten' (of 'kunnen', gebaseerd op 'kennen') meestal evalueert, want dat het geëvalueerd wordt - goed of fout - staat vast. Het antwoord is vreselijk simpel: men evalueert het 'weten' door bepaalde uitingen (actualiseringen) ervan te evalueren. Aangezien het 'weten' op zeer vele manieren geactualiseerd kan worden en het moeilijk te bepalen is welke actualiseringen een representatieve uiting van deze dispositie zijn (als er al zoiets als representativiteit bestaat), blijft elke evaluatie van iemands 'weten' een meer of minder geslaagde gissing - een schatting. Vaak kiest men als te evalueren uitingen gesproken of geschreven woorden. 'Wanneer we, zoals we soms doen, de uitdrukking 'kan zeggen' gebruiken als een omschrijving van 'weet', dan bedoelen we met 'zeggen': 'nauwkeurig zeggen': We zeggen niet dat een kind kan zeggen hoe laat het is als het alleen maar willekeurige tijden van de dag kan opnoemen, maar pas wanneer het regelmaitig dé tijd van de dag noemt in overeenstemming met de stand van de wijzers van de klok of met de stand van de zon, welke standen dat ook zijn'^. Wat voor 'kan zeggen' geldt, geldt ook voor 'kan opschrijven'.
'Weten'kan zich ook in niet-verbale daden uiten en zal zich daarin vaak moeten uiten. Hoewel woorden vaak daden kunnen vervangen en soms zelfs daden 67
zijn , is niet alle weten tot taaluitingen terug te brengen. Iemand die weet hoe hij moet zwemmen, zal als hij in zee valt, moeten zwemmen om niet te verdrinken. Woorden zullen hem dan niet kunnen helpen.
Er bestaat een dualisme tussen 'weten' en de feitelijke actualiseringen ervan en dit maakt evaluatie van het 'weten' zo moeilijk. Hoe groter nu dit dualisme is, hoe onnauwkeuriger en minder informatief de evaluatie van het weten zal zijn. Het centrale probleem voor elk lerend mens is dan ook, dit dualisme