46
Schema 1 (het verband, aangegeven door de stippellijn, wordt door De Groot niet uitdrukkelijk geformuleerd, maar geldt wel):
LEERDOELEN in het algemeen
Leerdoelen die niet onderwezen worden
Leerdoelen die onderwezen worden (onderwijsdoelstellingen)
N f
door de leerling wenselijk geachte kennis, het nastreven (leren) waard.
t
na te streven (door leerling, leraar) onder-wijsleereffect (door leerling, leraar) wenselijk geacht leereffect
te formuleren in------
termen van 'mentaal programma' of 'vaardigheid', d. w. z. in termen van kunnen.
te formuleren in termen van 'weten hoe', d. w. z. in een term van kunnen, en 'weten dat', d. w. z. in een term van kennen.
Kennis wordt hier dispositioneel, als 'weten', opgevat. 'Door te zeggen dat iemand iets weet of naar iets streeft, zegt men niet dat hij op een bepaald moment bezig is iets te doen of te ondergaan, maar dat hij in staat is bepaalde dingen te doen wanneer dat nodig is, of dat hij in een bepaald soort situa-
48
ties geneigd is bepaalde dingen te doen en te voelen'
Er wordt in dit citaat over twee disposities gesproken: over 'weten' en 'streven'.
Wat geldt nu voor 'weten' alleen? Ryle beantwoordt deze vraag niet, maar uit zijn juist geciteerde woorden en uit het onderscheid dat hij maakt tussen 'weten' en 'geloven' lijkt te volgen dat hij van mening is dat iemand die iets weet in staat is bepaalde dingen te doen wanneer dat nodig is, maar niet dat diegene ook noodzakelijk de neiging moet hebben om die bepaalde dingen te doen
Eerder werd opgemerkt, dat indien onderwijs erop gericht is leerlingen be-