44
stukken zou gaan of zou zijn gegaan als er ooit een baksteen op wordt of was geworpen. Als we zeggen dat suiker oplosbaar is, bedoelen we dat ze zou oplossen of zou opgelost zijn als ze in water zou worden of zou zijn gebracht. Een uitspraak waarin een dispositionele eigenschap aan een ding wordt toegeschreven, heeft veel, hoewel niet alles, gemeen met een uitspraak waarin het ding onder een wet wordt gesubsumeerd. Een dispositionele eigenschap bezitten, is niet hetzelfde als zich in een bepaalde toestand bevinden of een bepaalde verandering ondergaan; het betekent zeker of waarschijnlijk in een bepaalde toestand te zullen verkeren of een bepaalde verandering te zullen ondergaan wanneer aan een bepaalde voorwaarde is voldaan. Hetzelfde geldt voor specifiek menselijke disposities zoals karaktereigenschappen. Dat ik een stevige roker ben, betekent niet dat ik op dit of dat moment rook; het slaat op mijn permanente neiging om te roken zolang ik niet eet, slaap, college geef of begrafenissen bijwoon en niet net gerookt heb (---). Breekbaar
zijn is gewoon: onder die en die omstandigheden zeker of waarschijnlijk in stukken vliegen; roker zijn is eenvoudig: onder die en die omstandigheden steeds of meestal een pijp stoppen, aansteken en eraan trekken. Dit zijn eenvoudige, enkelsporige disposities met nagenoeg gelijkvormige actualiseringen (---).
Nu zijn de hogere disposities van mensen, waarvoor wij ons in dit onderzoek interesseren, in het algemeen geen enkelsporige disposities, maar disposities waarvan de actualiseringen onbeperkt ongelijksoortig zijn. (---).
Kennistheoretici, en zij niet alleen, maken dikwijls de fout te verwachten dat disposities op uniforme wijze tot uiting komen. Wanneer zij bijvoorbeeld zien dat de werkwoorden 'weten' en 'geloven' gewoonlijk dispositioneel worden gebruikt, nemen ze aan dat deze cognitieve disposities dus geactualiseerd
41
worden in intellectuele processen van één bepaald type'
Ryle onderscheidt twee soorten 'weten' (kennis): weten hóe ('knowing how') en weten dät ('knowing that'). Beide zijn dispositionele begrippen en 'it is essential to note that Ryle assimilates all "knowing how" to the model "knowing how to perform a task" and all "knowing that" to the model "knowing that such and such is the case"---Ryle's distinction between
"knowing how" and "knowing that" is really a distinction between "knowing
42
how to perform skills" and "knowing propositions of a factual nature" ' Dit blijkt uit de voorbeelden die Ryle kiest om de woorden 'weten hoe' en 'weten dat' toe te lichten (zie vooral hoofdstuk 2 uit The Concept of Mind). In de omgangstaal worden deze woorden ruimer gebruikt: 'weten hoe' wordt