medegedeeld, dat dit bezit afkomstig was van Arische relaties in binnen- of buitenland. Dat de Duitsers onderling zelfs nog niet eens de schijn aannamen, deze verklaring als juist te aanvaarden, volgt hieruit, dat bij hen deze lijst officieel genoemd werd: „Liste zur Erfassung des jüdischen Schwarzvermögens”. Een zekere heer Jean Weisman, een Duitse spion, nam voor iedere verklaring ƒ 1000,— extra en men zegt. dat door zijn bemiddeling 2—3000 dergelijke verklaringen afgegeven zijn. Zijn „clientèle” werd, tenzij er wederom nieuwe sommen gestort werden, binnen zeer korte tijd gedeporteerd.
Mr. Frederiks, de hoofdambtenaar van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, had, misschien om zijn geweten te sussen?, van de Duitsers weten gedaan te krijgen, dat door hem en later ook door Professor van Dam, een driekwart N,S,B.-er, cultureel- en wetenschappelijk-waardevolle Nederlandse Joden met hun gezinnen zouden mogen worden aangewezen om in het kamp „De Schaffe-laar” bij Barneveld te worden opgenomen. Hun werd de verzekering gegeven, dat zij niet uit Nederland zouden worden gedeporteerd. Hun bezittingen, als kleding, huisraad en boeken mochten door hen daarheen worden gebracht. Dit „natuurreservaat” van Joodse intellectuelen met „hoge standing” moest wegens het grote aantal, dat daar werd opgeborgen, na enige maanden worden uitgebreid.
Een -zeer merkwaardige uitzonderingspositie wisten de voormannen van de Portugese Joden voor een gedeelte van hun gemeente te verkrijgen. Door een specialist op het gebied van de „rassenkunde” was — een latere geschiedschrijver zal kunnen melden, hoe „kostbaar” dit onderzoek geweest is! — op scherp „wetenschappelijke” wijze aangetoond, dat de echte nakomelingen van de Marranen, die op het einde van de zestiende en in het begin van de zeventiende eeuw naar Nederland waren uitgeweken, niet als Joden konden worden beschouwd. En toen men bovendien wist te verkrijgen, dat de Portugese regering genegen was, deze nakomelingen van Spaanse en Portugese families in haar land op te nemen, was de bezettende overheid van Nederland bereid, degenen onder hen, die minstens drie Portugees-Joodse grootouders hadden, voorlopig niet te deporteren. Met bittere spot gingen de Hoogduitse Joden, de „Ashkenaziem”
/ 97