voor ogen, doch daarom is het niet minder waar, dat dit hen tot hun houding bracht. Was de onmiddellijke aanleiding tot de oprichting niet het verzet dier groepen op 10 en 11 Februari geweest? Zó zeer wensten zij elk volgend verzet uit te schakelen, dat zij bij de samenstelling van de Joodse Raad geen enkel vertegenwoordiger van het proletariaat, dat de overgrote meerderheid van het Amsterdamse Jodendom vormde, in hun college opnamen. Bij den God onzer vaderen, ook dit deden zij niet bewust! Maar zij deden het en deze uitsluiting berustte onderbewust op de juiste opvatting, dat zulk gezelschap in hun midden de rustige tactiek” in de weg zou staan en een storend element zou zijn geweest. Heeft daarna de geschiedenis niet aangetoond, dat in Polen de Joodse vakverenigingen van de „Bund” en de „Poalei Zion” de ruggegraat van het Joodse, ondergrondse en openlijke verzet zijn geweest? Daarom sproot hun tactiek met onvermijdelijke consequentie voort uit het wezen van de Joodse Raad, wiens enige „strijdwijze” tegenover de Duitsers slechts kon zijn: toegeven, telkens toegeven, om hierdoor tijd te winnen.
Deze tactiek, zo zal men zeggen, behoefde niet reeds bij voorbaat tot mislukking gedoemd te zijn. Niemand kon toch vooraf weten, hoe lang de oorlog duren zou — en ware Nederland reeds in 1942 bevrijd geweest, dan zou de strijdwijze van de Joodse Raad als de meest juiste erkend moeten zijn. En in ieder geval heeft de Joodse Raad de liquidatie van het Nederlandse Jodendom vertraagd. Hierop moet worden geantwoord, dat ongetwijfeld de Joodse Raad menige maatregel enige tijd heeft kunnen tegenhouden, maar enkel hierom, omdat ook velen Duitsen ambtenaren onnodige en „haastige spoed” ongewenst voorkwam. De volkomene verdrijving van de Joden uit Nederland moest geen ogenblik vroeger komen dan noodzakelijk was, omdat de betrokkenen der S.S. met een mogelijk uitstel gediend waren. Waarom zouden zij zelve vroeger naar het Oostfront moeten vertrekken dan absoluut noodzakelijk was?
Voorts hadden Hitler en de zijnen zich rotsvast voorgenomen de in „Mein Kampf” verkondigde „Ausrottung” van het Europese Jodendom, wat er ook verder gebeuren mocht, te volvoeren. Dit punt van hun program zou in ieder geval worden uitgevoerd, al zou al het andere ook
80