de avant-garde der Europese revolutie om te vormen.
In de depressiejaren na de eerse wereldoorlog kwam Europa’s verval duidelijk tot uiting. West- en Midden-Europa konden niet meer tot hun vroegere bloei geraken, tenzij de „Verenigde Staten” van dit werelddeel tot stand zouden komen. De hegemonie in de wereld had Europa verloren. maar zelfs enkel voor zijn normale economische ontwikkeling was de versnippering de belemmering geworden, onder welke Duitsland het meeste leed.
In een van zijn schitterende geschriften, getiteld: „Der achtzehnte Brumaire” schrijft Karl Marx, dat iedere burgerlijke klasse, als zij hare revolutie te voltrekken heeft, in haar ideologie naar het verleden grijpt. Hij verklaart op deze wijze de liefde der Engelse revolutionnaire burgerlijke klasse voor de helden van het Oude Testament, het aannemen van allerlei Romeinse namen en gebruiken door de mannen der Franse Revolutie. Zij zochten steunpunten voor hun revolutionnair élan in het verleden, in de werkelijkheid, die eens geweest was.
De Duitsers, die geen werkelijke burgerlijke revolutie konden voltrekken en daardoor en daarna evenmin een socialistische, zonder welke de „Verenigde Staten van Europa” niet te bereiken waren, zochten de oplossing van dit probleem op half-feodalc wijze. De realiteit verlangde de opheffing van de versnippering van Europa. Zij, als moderne roofridders, stelden daarvoor in de plaats de verovering van dit werelddeel, een schijn-revolutionnaire taak. En voor deze schijn-revolutionnaire opgave zochten ook zij élan in het verleden, maar dan in de schijn-wer-kelijkheid, bij den legendarischen Germaan, die de gehele wereld haar cultuur gebracht had.
Waarom had dit edelras in de laatste eeuwen de wereld niet meer beheerst? Omdat het zich in zijn edele grootheid en goedheid door minderwaardige rassen had laten bedriegen, zich laten verdringen en zijn „bloed” had laten bederven. Nu was de tijd gekomen, de Germaanse oer-ziel was zichzelf weer bewust geworden, een nieuwe Siegfried was opgestaan. Thans zou al het vreemde worden uitgeworpen. Duitsland weder opstijgen uit zijn ellende en onder Duitse „Führung” zou de wereld het geluk van het Walhalla benaderen. Dit was de ideologie van het oerwoud, de mythe, waaraan de dolgeworden Duitse kleinburger zich bedronk, zoals zijn Germaanse voorouders zich
47