Tilburgse wolfabrieken ten zeerste hebben geprofiteerd. In de sfeer der secundaire industrieën drongen deze immigranten door, maar enkel doordat zij daar ondernemingen brachten, op een gebied, tot dusverre nagenoeg niet in Nederland geëxploiteerd.
Zij brachten hier werkverruiming, maar wat deed dit ertoe? Het woord van Lessing bleef juist: „Tut nichts, der Jude wlrd verbrannt!” Dit wil niet zeggen, dat hierdoor de grote massa van het Nederlandse volk antisemitisch werd, maar wel, dat sterk buiten de kringen der nationaal-socialistisch gezinden in Nederland een begin van antisemitisme merkbaar werd, dat zich, zoals zulks altijd geschiedt, voorlopig alleen richtte tegen de buitenlandse Joden. Een duidelijke aanwijzing hiervan is hetgeen het orgaan van de „Nederlandse Unie” in October 1940 schreef, toen het eerste antisemitische decreet van Seyss-Inquart gepubliceerd werd. Het „Driemanschap”, de hoofden van de „Unie”, een organisatie opgericht om het tegenwicht te vormen tegenover de Nederlandse Nationaal-Socialisten, —• Mr. L, N. Eindhoven, Mr. J. L. Linthorst Homan en Prof. J. E. de Quaay — gaf toen een merkwaardige verklaring. De drie genoemde heren werden in „Je Maintiendrai” I (1941) — half-officiele uitgave van de Nederlandse regering — betiteld als „drie bekwame Nederlanders van onverdacht vaderlandslievend karakter” en hier dient eraan te worden toegevoegd, dat elk bewust antisemitisme hun ver stond. En toch luidde deze persoonlijke verklaring aldus; „Van overwoekering of van met onze volksaard strijdige beïnvloeding van het leven van het Nederlandse volk door hier levende Joden was en is in het algemeen geen sprake” en zij concludeerden daarom, dat „enige verandering In de door het Nederlandse volk sinds onheugelijke tijden aangenomen houding onnodig en ongewenst” was. Slechts voor die Joden, „die door andere landen uitgewezen” zijn, „moet een regeling getroffen worden.”
Het eerste stadium van antisemitisme was hiermee door het Driemanschap bereikt; nog niet de Jood, maar wel reeds „der Jude” werd aan de brandstapel prijsgegeven. Nu een bewijs van het bovenstaande, geput uit uitingen vóór de bezetting, waaruit men zien zal, hoe zelfs bij velen van de Nederlandse intellectuelen het antisemie-tisme onderbewust na 1933 doordringt. In het boek, reeds
40