zeggen; „de Joodse sollicitanten waren hierbij hun niet-Joodse confrères steeds een neuslengte voor”.
De emancipatie maakte, dat in de loop der negentiende eeuw het Jiddisch ophield de taal der Joden te zijn. Deze „ontjoodsing” was feitelijk reeds in de achttiende eeuw begonnen. Hoogst merkwaardig is in dit opzicht het in 1728 verschenen „Joods ABC-boek, zeer nut ende bequaem voor de jonge jeugd der selver Natie, vertaald uit den Hebreeuwsen originale” door den Joodsen schoolmeester J. van Maarssen. Dit boekje bevatte o.a. de Nederlandse vertaling van de tien geboden, de dertien geloofspunten, de Joodse eenheidsbelijdenis en enige vertaalde lofzeg-gingen. Het is waarschijnlijk de eerste poging, om Joodse kinderen van de „Oberschicht” vertalingen uit het Hebreeuws in de landstaal en niet „vertaitst” te leren.
Dat het Jiddisch niet meer de omgangstaal van de grote massa der Joden was. heeft zeer zeker de assimilatie bevorderd, maar de totale assimilatie was onmogelijk, omdat, zoals aanstonds blijken zal, de Joden wel geen afgesloten, maar toch een gesloten groep bleven.
Om dit goed in te zien, is een nadere beschouwing nodig over de demographie en economische toestand der Joden in de negentiende en twintigste eeuw.
24