maatschappij vorm, het doek opgaat voor het tweede bedrijf.
Tweehonderd jaren, van c. 1593 tot 2 September 1796 — de dag van de emancipatie der Joden in Nederland — zullen de Joden daar een tijd van voor andere landen ongekende rust doormaken. En allereerst dient verklaard te worden, waarom Nederland het eerste en enige land was, dat toen voor zo geruime tijd de Joden het „welkom, vreemdeling!” toeriep.
Een bekende theorie is het, ook in Zionistische kringen bijna overal aanvaard, dat het anti-semitisme, de Jodenhaat, voortspruit uit de minderheidspositie der Joden. Deze theorie is niet onjuist, zij is echter slechts de halve waarheid. Zij zegt, dat een vreemdeling altijd door zijn anderssoortigheid gevoelens van afkeer en haat opwekt. Het vreemde, aldus deze opvatting, veroorzaakt vijandigheid. Wat vergeet deze beschouwingswijze? Zij houdt geen rekening met het psychologische feit, dat alle gevoelens ambivalent zijn; dat er geen haatgevoelens zonder liefde, geen liefdegevoelens zonder haat bestaan. En nu hangt het van de verhoudingen af, of de haatgevoelens, of de daaraan tegenovergestelde gewaarwordingen zullen prevaleren. Het is derhalve niet geheel juist, dat het vreemde steeds afstoot; talrijke bewijzen zijn er, dat het aantrekt.
In een opgaande maatschappij is men den vreemdeling niet vijandig gezind. Integendeel, het vreemde wordt ten zeerste gezocht, als het in de, zich ontwikkelende, verhoudingen kan worden ingeschakeld. In een ondergaande maatschappij is het vreemde het aanstootgevende bij uitnemendheid en wordt daarom het eerst uitgestoten. Derhalve is een minderheidspositie een voorwaarde voor het antisemitisme en met de opheffing daarvan verdwijnt het. Maar voor het, in volle felheid, uitbarsten van de Jodenhaat is het optreden van sociale calamiteiten noodzakelijk. En de ondergang van een maatschappijvorm gaat steeds gepaard met de verschrikkelijkste catastrophen. Of, om de geleerde uitdrukkingen hiervoor te gebruiken: de opgaande maatschappij is optimistisch en xenophiel, in de ondergaande maatschappij overheerst, hoe verdrongen ook, het pessimisme en staat bij alle sociale gevoelens de xenophobie op de voorgrond.
Deze verklaring graaft dieper dan de gewoonlijk gegevene.
14