II
IETS OVER DE GESCHIEDENIS DER JODEN IN NEDERLANDIn de Nederlandse geschiedenisboekjes, welke vroeger de kinderen op de Lagere School in handen werden gegeven, begon de Nederlandse geschiedenis met twee jaartallen: 100 voor Chr.: ,,De Batavieren kwamen in ons land”,
50 voor Chr.: „De komst van Julius Caesar”. Merkwaardigerwijze begint de geschiedenis van Nederland tegelijk met de geschiedenis der Joden in Nederland. Want met Julius Caesar kwamen ook de Joden daar. Zij vestigden zich, voor kortere of langere tijd, in die gedeelten, die begrensd werden door beneden-Rijn, Maas en Noordzee. Wij zien dus, dat er reeds Joden in dit gedeelte van Nederland waren, voordat nog een „Teutoonse” voetzool die bodem betreden had. Of beter nog uitgedrukt, er waren reeds Joden in Nederland, voordat Nederland als Nederland was ontstaan!
Tot aan het einde van de zestiende eeuw is de geschiedenis der Joden in Nederland gelijk aan die in de overige delen van Wcst-Europa: nu eens in bepaalde streken toegelaten, dan weer verdreven, ja zelfs uitgemoord. Men vindt in de Joodse geschriften, welke de pogroms tijdens de epidemie van de „Zwarte Dood” in de jaren 1349 en 1350 beschrijven, de zogenaamde „Memor-boeken”, verschillende steden in Limburg, Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland en Overijsel genoemd, zoals Maastricht, Sit-tard, Den Bosch, Utrecht, Nijmegen, Arnhem, Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. De ondergaande Middeleeuwse maatschappij dreef ook in Nederland zijn Joden uit, voorzover zij hen niet uitmoordde.
En in het groot gesproken, waren er nadien in de Lage Landen aan de Zee nagenoeg geen Joden meer, totdat, met de tachtigjarige oorlog, de inluiding van de nieuwe
13