lijsten indienen en tot einde 1944 waren 3000 Joden uit Nederland van Palestina-certificaten voorzien.
Vraagt men zich nu af, waarom de Nazi’s in het algemeen het Palestina-certificaat „anerkannten”, zoals zij ook het enigszins British subject zijn van de „Doppelt-staatler” aanvaardden, dan kan alleen het volgende het antwoord zijn. Natuurlijk was dit hun belang. Zij verkregen hierdoor „Austausch”-materiaal, maar het was tevens in overeenstemming met hun „juridische” opvattingen. En hun formalisme was bijna even sterk als hun sadisme. Zodra Nederland en welk ander land ook door hen veroverd was, gold daar hun „nieuw” recht, waar-volgens de Joden opgehouden hadden staatsburgers van dat land te zijn. Voor de landen nog niet door hen bezet, gold nog het „oude” internationale recht en een Jood met een Palestina-certificaat was dus voor hen ook iets van een „British subject”, die door hen niet naar Polen zou worden gedeporteerd, maar naar het „Vorzugslager” Bergen-Belsen, waar de dood niet 100 pCt. zeker en een geringe „Austausch” zelfs mogelijk zou blijken.
In de weken, dat geen transport uit Westerbork naar Polen ging, was het leven in het kamp, waar nagenoeg de gehele rest van het Nederlandse Jodendom vertoefde, nog te verdragen. Vooral, omdat zij nog met het overige Nederland in verbinding stonden. Zij mochten tot aan December 1943 toe, in onbeperkte mate post ontvangen en op geregelde tijden verzenden. Voorts was het hen tot het einde van dat jaar toegestaan, levensmiddelenpakketten in ongelimiteerde hoeveelheid te ontvangen. En op ruime schaal verzorgden de Nederlandse „Ariërs” hun Joodse medeburgers met allerlei levensbenodigdheden, zodat er door deze, van hun vrijheid beroofde, Joden tenminste gedurende geruime tijd geen honger geleden werd.
Maar in December 1943 veranderde dit alles. Slechts op zeer beperkte schaal mocht met de buitenwereld worden gecorrespondeerd en post worden ontvangen, waardoor ook bijna geen dagbladen meer Westerbork bereikten. Het recht levensmiddelenpakketten te ontvangen werd bijna illusoir, de arbeidstijd werd verlengd, zelfs ouden van dagen, tot 70 jaar toe, moesten werk verrichten en het beetje gelegenheid tot ontwikkeling en ontspanning werd nagenoeg geheel weggenomen.
112