Het Jodendom kan geen volk zijn, zo beweert men. Immers het heeft niet één taal. Gesteld, dat dit juist ware, is daarom het Jodendom geen volk? Dan zou men ook nooit van een Zwitsers volk kunnen spreken, dat, behalve geen rasgemeenschap, met zijn drie of vier talen ook geen eenheid van taal bezit.
Er zijn er, die een volk definiëren van de staatsgemeen-schap uit. Maar dan geven zij onderbewust geen sociologische, maar een zuiver politieke definitie. Moest de definitie van volk de staatsgemeenschap in zich sluiten, dan zou het Nederlandse volk opgehouden hebben een volk te zijn, indien het Hitler behaagd had, Nederland bij Duitsland in te lijven. En had het Poolse volk ooit zijn volksbewustzijn verloren, toen het meer dan honderd jaar lang geen staat meer bezat?
Men definieert dikwijls het territorium — het afzonderlijk gebied, waarop men woont — als de bepalende factor van het volksbegrip. Indien dit de doorslaggevende factor ware, dan zou iedere Duitser, die jaren lang niet meer in Duitsland woonde, opgehouden hebben Duitser te zijn. En wij weten allen, ongelukkig genoeg, dat dit niet het geval was!
Hetgeen wij tot nu toe uiteenzetten, heeft schijnbaar enkel een negatief resultaat gehad. Het ras bepaalt niet het volksbegrip, noch doet het territorium, noch de staatsgemeenschap, noch de taal dit. En ook de religie niet. Immers, anders zouden alle ongelovige Joden buiten het Jodendom vallen, zo niet de meerderheid, dan toch wel een zeer, zeer grote minderheid.
Dit negatieve werk, deze „negatie” is voor het vormen van iedere definitie noodzakelijk, zoals een der beroemdste zonen van het Jodendom, Spinoza, dit heeft uitgedrukt. De enige definitie, die het begrip „volk” behoorlijk „bepalen” kan, is de sociologische. „Een volk is een lots-gemeenschap”, dit is de definitie, voor het eerst gegeven, en sindsdien overal aanvaard, door den Joodsen Oostenrijksen socialist, Otto Bauer. Deze lotsgemeenschap werkt, bewust of verdrongen, na in het allergrootste deel van de, tot zulk een „Schicksalsgemeinschaft” behorende individuen. En evenmin als iemand „seinem Schicksal entrinnen” kan, evenmin kan een individu, psychologisch gesproken, zijn volk, d.w.z. zijn „Schicksalsgemeinschaft entrinnen”.
10