naar iets te informeren. Als hem daartoe toestemming is verleend, vraagt hij; „Zorgen de Duitsers voor het gas of de Joodse Raad”...?
......De Duitsers zelve hebben voor het gas gezorgd!
De, door de Joodse Raad aangewezen, zevenduizend moesten zich op 20 Mei aan de Marechaussee-kazerne te Amsterdam melden. Er kwamen nog geen duizend. Daar de omstandigheden, zowel op de slagvelden als in Nederland zelve, tot snelle deportatie drongen, werd thans wederom een meer efficiënt procédé bij de Joden van Amsterdam aangewend. En aangezien de Germanen een kultuur-volk zijn, diende daarbij voor een behoorlijke artistieke omlijsting te worden gezorgd. Want deze deportatie zou worden verfilmd en als rolprent worden afgedraaid ter opbeuring van den Duitsen „Spiessbürger”. Deze zou dan met eigen ogen kunnen zien, dat op dit terrein in ieder geval nog successen werden behaald.
In de nacht van 25 op 26 Mei werd het Joodse centrum van Amsterdam door vier S.S.-bataljons afgezet. De bruggen werden opgehaald en zodoende was deze wijk volkomen geïsoleerd. Tot in elk straatje en steegje drongen de Hitlerknechten door, verbrijzelden, als niet onmiddellijk werd opengemaakt, de deuren der huizen, waarin de Joden, hopeloos en weerloos hun beulen zaten af te wachten. Geen „Sperre”, welke dan ook, gold, Dat zou later, zo zeide men, in Westerbork worden uitgezocht. Wel kon men den angstig vragenden reeds van tevoren mededelen, dat het stempel van de Joodse Raad waardeloos geworden was.
En in de ochtenduren worden de ongeveer vierduizend Joodse bewoners van dit stadsdeel — het Joodse centrum sinds meer dan drie eeuwen — om den toekomstigen filmbezoeker deze deportatie ook kunstzinnig te laten genieten, in de Hoofdsynagoge bijeengedreven ter registratie — „Ordnung muss sein!” — vóór zij voor altijd Amsterdam zullen verlaten. Voor de Nazi-pers worden er vreugdevol en met élan opnamen gemaakt, snapshots om van te watertanden. Bij de S.S. van hoog tot laag is de stemming „gehoben”. Hoe luidt het ook weer in dat oude Poerlmverhaal: „De Koning en Haman aten en dronken, doch de hoofdstad was in de diepste ellende gedompeld.”
104