Het zou betrekkelijk gemakkelijk zijn deze vragen te beantwoorden, waar het de Joden betreft onder het gezag van de Engelse kroon. Sinds de wedertoelating van de Joden in Engeland tijdens en direct na Cromwell is de positie van de Joden in Engeland en de Engelse gebieden zonder grote schokken verlopen. De strijd voor de gelijkgerechtigdheid moest ook hier worden gevoerd en de uitloper van die strijd — de discussie omtrent de eedsformule die het de Joden on mogelijk maakte een plaats in het parlement in te nemen — duurde tot 1858. Maar sindsdien hebben de Joden geen beperkingen te duchten. Dat er antisemitisme ook in Engeland en de Engelse gebieden bestaat, wordt niet ontkend — de excessen tijdens het Engelse wanbeheer over Palestina in de laatste jaren van het mandaat, hebben het maar al te duidelijk bewezen. Maar dat het antisemitisme (ondanks de schilderingen van Shakespeare en Dickens, waarvan de eerste zelfs geen Joden heeft gekendl) verder van het Engelse karakter ligt dan van het veel primitiever reagerende Duitse, kan worden aangenomen. De Joden in de Engelse gebieden hebben het Jodendom in de eerste plaats als een religieuze binding gevoeld. Hoewel het Zionisme van de
46