68
oorspronkelijke vormen geenszins door Joden geopperd.
Wij vinden, om niet verder terug te gaan in de geschiedenis, het socialisme in het beroemde Utopia van Thomas More, den kanselier van den Engel-schen koning Hendrik VIII (begin 16e eeuw). Wij vinden het in het geschrift van Cornelis Plockhooy van Zierikzee (17de eeuw). Wij vinden het op het einde van de 18de en in de eerste helft van de 19de eeuw bij De Saint-Simon, bij Fourier, bij Robert Owen. Men zal bezwaarlijk kunnen beweren, dat deze denkers en droomers Joden waren.
Maar nu komt de periode van hetgeen wij noemen het wetenschappelijk socialisme en van het optreden van de sociaal-democratie in de practische politiek. Daarmede zien wij ook figuren van Joodschen stam verschijnen: Mozes Hess, Karl Marx en Ferdinand Lassalle.
De eerstgenoemde, wiens zeer belangrijke geschriften eerst in lateren tijd naar waarde werden geschat, heeft maar zeer weinig rechtstreekschen invloed op de ontwikkeling van de sociaal-democratie uitgeoefend. Maar hoe weinig hij vernietiging van de samenleving op het oog had, blijkt wel hieruit, dat hij de eerste was, die het denkbeeld van een Volkenbond verkondigde en toelichtte.
Karl Marx werd als Jood geboren, doch reeds als 6-jarig kind gedoopt. Met het Jodendom heeft hij zich nagenoeg niet bezig gehouden en voor zoo ver hij het deed, was het alles behalve in vriendschap-pelijken zin: veeleer het tegendeel. In 1843 schreef hij in de Deutsch-französische Jahrbücher een tegen