5
AANLEIDING en INLEIDING
Een jonge vriend, van christelijken huize, zond mij onlangs den volgenden brief:
„In een gesprek met één mijner collega’s over het fascisme, meende deze, dat de Joden de vervolgingen en den haat der Christenen aan zichzelf te danken hadden, omdat de Talmoed hun het recht geeft de Christenen te bedriegen, op te lichten, ja zelfs naar het leven te staan. Dit zouden dan ook de redenen zijn, waarom een Jood nooit zal worden vertrouwd of in het midden van zoogenaamd reëele zakenmenschen kan worden opgenomen als huns gelijke.
Van mijn kant meende ik dit te moeten bestrijden, omdat ik niet kon gelooven, dat de Talmoed deze (volgens de Christelijke moraalopvatting) ondeugden zou aanprijzen of goedkeuren.
Mijn collega wilde nu met een boekwerk van Arthur Dinter, „Die Sünde wider das Blut” (De zonde tegen het bloed), bewijzen, dat dit toch het geval was. Te uwer oriënteering mag ik u niet onthouden, dat de rugzijde van dit boek voorzien is van het hakenkruis.
Hieronder volgt nu een passage uit dit werk, waarvan de tekst zoowel in het Hebreeuwsch als vertaald in het Duitsch voorkomt (ten behoeve van den lezer vertaal ik het citaat in het Neder-landsch. H. P.):