17
schuldigingen tegen de Joden, wegens bepaalde voorschriften in den Talmoed, in een Nazi-boek, getiteld „Die Sünde wider das Blut” van Arthur Dinter. Deze Dinter zegt zijn wijsheid te hebben ontleend aan een boek van Theodor Fritsch, getiteld: „Der falsche Gott, Beweismaterial gegen Jahwe.”
Deze Fritsch is een sinds lang bekende schrijver van anti-semitische schotschriften, onder eigen naam zoowel als onder de schuilnamen Theodor Kämpfer, Frits Thor, F. Roderick Stoltheim e. a. De bedoeling van het schrijven onder deze pseudoniemen was, het te doen voorkomen alsof verschillende auteurs tegen de Joden te velde trokken. Maar het was altijd dezelfde Fritsch.
Een zijner producten, „Mein Beweismaterial gegen
J ” leidde tot een strafvervolging. In het te
Leipzig gevoerde proces legden allerlei Joodsche en Christen-geleerden getuigenis voor en tegen af. De getuigenissen tegen de beweringen van Fritsch waren overstelpend. Niettemin werd deze man vrijgesproken, op grond van de overweging, „dat de God der Joden in den Talmoed niet de God der tegenwoordige Joden en Christenen is” — een overweging, voldoende om alle theologen en juristen ter wereld van hun stokje te doen vallen.
Maar Fritsch is evenmin oorspronkelijk als Dinter. Want in zijn „Handbuch der Judenfrage” zegt hij (28ste druk, blz. 350), dat de bron van zijn kennis is een boek van Dr. Jakob Esker, getiteld: „Der Judenspiegel im Lichte der Wahrheit.”