maar desniettemin mag niet verzwegen worden dat ook in Nederland voor het richtig beheer der 31 millioén gulden niet voldoende waarborg bestaat.
Zoo is het algemeen bekend, dat de tot het N.V.V. behoorende Vakbeweging meer dan ƒ2.000.000.— „belegd” heeft in de Arbeiderspers, en wel ƒ230.000.— aan aandeelen en ƒ 1.800.000.— aan % en 4 pCt. obligaties. Een „belegging” die zorgzame rentmeesters niet gaarne voor hunne rekening zouden nemen. De Algemeene Nederlandsche Diamantbewerkers Bond bezit ongeveer ƒ 350.000.— van zulke obligaties en zij staan voor 100 pCt. in de balans, want het is bij dien Bond regel, dat alle effecten tegen aankoöpwaarde worden opgenomen!”
De Diamantbewerkersbond heeft in het verleden, toen de N.V. De Arbeiderspers nog niet bestond, herhaaldelijk leeningen ver* strekt ten behoeve van het dagblad Het Volk. De bedongen rente werd dan steeds stipt betaald en de aflossingen geschiedden on? veranderlijk op de overeengekomen tijdstippen.
Toen nu de N.V. De Arbeiderspers werd gesticht, had de Bond geen enkel bezwaar tegen deelneming in de obligatieleningen dezer vennootschap, die tot nog toe rente en aflossingen heeft betaald met een stiptheid, die vele beleggers wel zouden willen dat het geval zou zijn met talrijke, u niet onbekende, kapitalisti? sche ondernemingen, waarin zij een deel van hun vermogen hebben gestoken.
Maar, zoo zegt gij, „zorgzame rentmeesters” zouden deze belegging „niet gaarne voor hunne rekening nemen.” Waarom zouden zij dit niet? Gij zegt, dat het niet is uwe „bedoeling ongegronde verdenking te wekken.” Doch in werkelijkheid laadt gij even ongegronde als smadelijke verdenking op de Directie en de commissarissen van de N.V. De Arbeiderspers, menschen, wier karakter gerustelijk naast het uwe kan worden gesteld. Want gij doodverft de onderneming, die zij besturen, als een onbetrouwbare, bij welke „zorgzame rentmeesters” geen gelden zouden beleggen.
Ik herhaal: waarom zouden zij dit niet?
De N.V. De Arbeiderspers wendt het geld der haar verstrekte leeningen op geheel normale wijze aan. Zij bezit een groot nieuw gebouw te Amsterdam, alsmede verschillende goede gebouwen in andere steden; zij exploiteert een groote en eenige kleine, voor? treffelijk geoutilleerde drukkerijen en een clichéfabriek; zij geeft een groot aantal dag? en weekbladen en andere periodieken uit; zij houdt zich bezig met uitgeverij en boekhandel op belangrijke schaal, en bezit alom in den lande fraaie boekwinkels. Het bedrijf wordt uitnemend geleid en beheerd. Het komt zijne verplichtin? gen getrouwelijk na. Rente en aflossingen worden steeds ten volle en op de vervaldagen betaald.
Kunt gij dit ook zeggen van alle kapitalistische ondernemingen?
Hoe is het, bij voorbeeld, den obligatie?houders van de Hol? landsche Stoomboot?maatschappij vergaan? En die van den Koninklijken Hollandschen Lloyd — om van vele andere ven* nootschappen te zwijgen?
Maar waarom zou ik voorbeelden noemen? Gij kent van nabij een zeer sprekend voorbeeld: de Industriëele Disconto Maat? schappij.
Zouden „zorgzame rentmeesters” belegging van gelden bij die vennootschap wel „gaarne voor hun rekening” hebben genomen? Misschien wel, omdat zij uw naam daaraan verbonden wisten