Zou het veel minder dan gemiddeld 15.000 gulden per jaar zijn geweest?
In deze dingen zeer wel ingewijden hebben mij verzekerd, dat de geringste u toegekende tantième 12.000, de hoogste 30.000 gulden per jaar heeft bedragen.
En dan durft gij hoonend nopens mij o.a. schrijven, dat de lang „niet geringe salarissen der bestuurders nog even hoog als in 1928” zijn en „dat bij zoo grooten nood der arbeiders de vrij* gestelden geen offer brengen, doet pijnlijk aan.”
Welke offers hebt gij gebracht aan de gedupeerde aandeel* houders van de Industriëele Disconto Maatschappij? Welk gedeelte van uwe te hunnen koste genoten tantièmes hebt gij hun gerestitueerd, als kleine tegemoetkoming in hunne grootc verliezen?
Geen cent natuurlijk, gij onbaatzuchtige zedenmeester!
Gij hebt de duiten, of beter: de zeer vele bankbiljetten in uw zak gehouden.
En gij hebt meer gedaan dan dit: gij hebt gezorgd, dat gij geen schade zoudt lijden, toen gij. als de ratten het zinkende schip, de Industriëele Disconto Maatschappij verliet. Vóór de débacle, die gij mede veroorzaakt hebt, maaktet gij u uit de voeten. Aan de vette tantièmes was een einde gekomen.
Maar tantièmes zijn ook elders in de wacht te sleepen.
Al ben ik slechts een door menschen van uw kaliber gering* schatte „vrijgestelde” en dus een vreemdeling in het sérail, waarin gij opgevoed zijt, zoo weet ik toch wel een en ander van hetgeen in de binnenste kringen van uwe soortgenooten geschiedt. Zoo weet ik o.a. ook, hoe de vrienden elkander daar aan commissaris*baantjes helpen. Toen gij dus de Industriëele Disconto Maatschappij vóór het losbarsten van de bui, die gij beter dan iemand anders wist dat op komst was, verliet, hebt gij, onbaatzuchtige man, die toch zoo pijnlijk aangedaan zijt omdat ik nog het zelfde salaris geniet als in 1928 (hetgeen overigens onwaar is), u onverwijld gewend tot de vriendjes, die u aan een ander commissarisschap konden helpen. De vriendjes wisten te bewerken, dat er een „wensch” kwam, om „het college” van commissarissen van De Twentsche Bank „met één lid uit te breiden”; en dat ééne gewenschte lid waart gij. Toen hadt gij op eenmaal geen „andere werkzaamheden” meer en er bestond ook niet langer „mogelijkheid van langdurige afwezigheid,” zoo* dat gij, die wel wist, dat de Industriëele Disconto Maatschappij nooit weer tantièmes zou uitdeelen, onverwijld uw zak hebt kunnen openen voor de tantièmes, die De Twentsche Bank u voor de te uwen behoeve geschapen sinecure, zou toekennen.
Deze manoeuvre is eenigszins misgeloopen. Want sedert gij commissaris werdt van De Twentsche Bank, heeft deze instelling ondanks uwe buitengewone eigenschappen als organisator, financier en wat al niet meer, geen dividend boven 4% kunnen uitkeeren, in welk geval de commissarissen geen tantième genieten, doch slechts een toelage van ƒ 1000.— per jaar, waar* schijnlijk plus reiskosten en presentiegeld. De manoeuvre heeft dus tot nog toe niet aan uwe verwachtingen beantwoord, doch aangezien de Industriëele Disconto Maatschappij u toch geen