oude dorpen, de zee in het Noorden en een rand van golvende heuvelen in het Zuiden.
De Veluwe — van haar geldt hetgeen Goethe zeide van der menschen leven: „wo man’s packt, da ist es interessant”. Neen, die is hier te zwak. De Veluwe is niet interessant. Zij is een grootsch natuurmonument, vol schoonheid van velerlei aard. Midden in haar ligt het oer-oude dorpje Garderen, dat van den heuvelrand door het eikenloover neerziet op de gele graan- en witte boekweitvelden, op wat heide óók, en om welks toren en korenmolen huizen en hoeven en bosschages zich groepeeren. Achter het dorp, naar het Oosten, stijgt de heuvelrug naar een hoog gelegen plateau, het Sol geheeten. Vandaar over ziet men een deel van de Veluwe. In zachte glooiing daalt op den voorgrond de heide naar het dichte loofbosch, in welks midden het Uddelermeer prijkt als een donkere edelsteen in groene zetting en daar achter stijgt in golvende lijn het uitgestrekte woud, achter hetwelk Apeldoorn verborgen ligt. Rechts en links strekt zich de heide tot den gezichtseinder uit in plechtige staatsie. Als in Augustus en September de heide bloeit, de geheele weidsche uitgestrektheid ligt in den zilver-paarsen gloed der calluna-bloemen, dan is zij op haar liefelijkst en levert zij een onvergetelijken aanblik op. Doch schoon is de heide altijd, op alle tijdstippen des jaars, als zij des winters draagt haar vaalbruin kleed, of in den vroegen zomer getooid is met een mantel van groen-doorschemerd bruin.
Hoe onmetelijk het vergezicht van het Sol ook moge wezen, het is geenszins de geheele Veluwe, die men daar op den heuvel aanschouwt. Het is slechts een betrekkelijk klein gedeelte. Naar het Zuiden sluit de prachtige boomen-massa langs den weg van Apeldoorn naar Voorthuizen het landschapsbeeld af. Daar in de buurt ligt de prachtige zandverstuiving van Kootwijk met het curieuze meertje, dat den even merkwaardigen naam van Gerritsflesch draagt. Ten Zuiden van den grooten weg strekken zich opnieuw wijde heidevelden, afgewisseld door boschjes van allerlei naaldhout, uit en dan komt het prachtige, zeer hoog gelegen complex van heide, heuvelen en bosschen bij Otterloo en Hoenderloo, het Nationaal Park, een grootsch natuurmonument, eigendom der natie. De geheele Veluwe had tot nationaal park gemaakt moeten worden. Want weliswaar is het bosch van Ugchelen staatsbezit, evenals het boschcomplex bij Putten, en is daar ook het vrij uitgestrekte domein van Het Loo, doch de Veluwe had moeten worden, zij het uit den aard der zaak op kleinere schaal, iets als Yellow-
68