Het kleine land en zijn groote schoonheid

Titel
Het kleine land en zijn groote schoonheid

Jaar
1941

Druk
1941

Overig
1ed 1941

Pagina's
292



DE POLDERS EN DE MOLENS

De deskundige, die een boek zou schrijven, verstaanbaar voor den leek, over den waterstaatkundigen toestand van Nederland, zou een goed en nuttig werk verrichten. Want de geschiedenis der beveiliging van ons land tegen, van het ontworstelen van land aan het water, is slechts betrekkelijk weinigen bekend; voor talloos velen zijn woorden als: polder, kade, ban-dijk, wakkere dijk, slaperdijk, poldertocht, schouw, boezem, waterschap, heemraad, dijkgraaf, ingeland, en wat dies meer zij, weinig meer dan louter woorden, van welker beteekenis en strekking zij, indien al eenig, dan toch geen zeer duidelijk begrip hebben. Stellig zou zulk een boek er ook toe bijdragen, dat velen onze polders aandachtiger zouden beschouwen dan te voren het geval was en aldus tot waardeering hunner schoonheid zouden geraken. Want buitengewoon talrijk zijn degenen, die leven in de overtuiging, dat een landschap slechts schoon is, als het heuvelen, bosschen en heiden, groote landgoederen met fraaie tuinen en parken, riviertjes met liefelijke oever-begroeiing, schaduwrijke lanen en bekoorlijke plassen te aanschouwen geeft. Polders zijn voor hen „koeienland”, zonder aesthetische waarde.

Zij vergissen zich. Ons polderland bezit groote, zij het eigenaardige bekoring, die men, als ware het een verfijnde spijs, moet leeren genieten. Wie dit geleerd heeft, zal den polder niet langer onverschillig voorbijgaan, doch ook daar schoonheid zoeken en vinden.

Want schoon is de vlakke polder, met zijn frisch-groene weiden, zijn rijke akkers, door slooten en vaartjes van elkander gescheiden, zijn waterkeeringen en glooiende dijken, zijn verspreid liggende hoeven, zijn bruggen en molens, zijn onbegrensd verschiet, alles onder het hemelgewelf en de altijd wisselende luchten. Plechtig is de aanblik van den polder, als de maai- en weidevelden liggen in de straling van den zonnedag, het vee langzaam grazend stapt over de groene grasmat of herkauwend bijeen ligt — of als op een vroegen herfstdag een parel-grijze, lichtelijk van zon doorglansde, fijne nevelsluier hangt over de landen en de stilte tastbaar is. De bloeiende heide is verrukkelijk, maar schooner nog is de bloeiende weide, als het groen der grassen en de mengeling van gele en witte bloemen een heerlijke kleuren-symphonie vormen, en in de slooten daar tusschen en daar omheen de lisch, de waterlelie, de plomp, de kikkerbeet, het fonteinkruid,

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.