der kade, zoodat de levendige mengeling der oude, van allerlei uitbouwsels en uitsteeksels voorziene huizen, uit het water zelf oprijst. Rijk aan mooiegevels, uit verschillende tijdperken, zijn de vaak smalle, doch ook wel voor een zoo oude vestingstad verrassend breede straten. Het Stadhuis, een gebouw in den stijl van het Keizerrijk, weinig beteekenend in zich zelf, treft door zijn ligging en maakt met de onmiddellijke omgeving een innemend stadsbeeld. De Groote Kerk is uit- en vooral inwendig zeer indrukwekkend. Aan de rivier treffen een oud poortgebouw, met fraai gebeeldhouwde wapens, en andere merkwaardige oude bouwwerken het oog. Nergens is het stadsbeeld onbelangwekkend, op vele plaatsen bezit het een zeer eigen en treffende schoonheid. Oud is de stad, doch geenszins dood. Zij leeft en glanst in het heden, zooals zij het in vervlogen tijden en de eeuwen door heeft gedaan.
Van weinig minder beteekenis in aesthetisch opzicht is die andere oude Hollandsche stad, Leiden. Het ligt niet aan een forschen, scheeprijken stroom, al heet het water, waaraan de stad gebouwd is, ook de Rijn. Maar talrijker dan te Dordrecht zijn hier de grachten, talrijker en, om zoo te zeggen, Holland-scher. Zij dragen typische namen: Rapenburg, Mare, Steen-schuur. Met de andere en de Rijnarmen vormen zij een net van waterwegen, die buitengewoon fraaie stadsbeelden opleveren. Doch het fraaiste stadsbeeld is verdwenen. Het vuur heeft het prachtige Stadhuis, een van de schoonste bouwwerken des lands, vernietigd; de rampzalige resten van den arduinen gevel staan nog, geschraagd in houten steunsels, doch overigens is alles verdwenen, het bijzonder geestige torentje daarmede, en slechts de herinnering rest aan de heerlijkheid, die in de handen eener zorgelooze overheid niet veilig was. (Thans is het, met behoud van den gerestaureerden ouden gevel en voorzien van een min of meer op den oorspronke-lijken gelijkenden toren, herbouwd.)
Toch is Leiden daarom niet van fraaie gebouwen ontbloot. Daar is de aloude Burcht met zijn beide mooie toegangspoorten; daar zijn nog de Bovenlandsche, de St. Pieters- en de Marekerk, het Gravenstein, de Lakenhal, de Waag, de Morsch-poort; daar zijn de vele schoone hofjes met hunne deftige voorgebouwen, poorten, doorgangen en pompen, benevens talrijke mooie oude patriciërs- en andere huizen. Het oude Leiden, als Dordrecht een levende stad, is een van Hollands kostbaarste bezittingen gebleven en Orlers drie eeuwen oude loflied nog immer ten volle waardig.
34