stigen zin, dat de oude schoonheid der stad grootendeels is verloren gegaan. De heneden-loop van de Botte werd gedempt, om den bouw van een, de geheele oude stad snijdend, spoor-weg-viaduct mogelijk te maken, en werd aldus herschapen in een allerellendigst ding, dat men zelfs geen straat noemen kan. Een prachtig stadsdeel werd gedempt en verhanseld ten dienste van den bouw van een spoorwegstation van opperste leelijkheid. Met een spoor- en een loopbrug, vlak naast elkander, doch zonder architectonischen samenhang en op een uit practisch en aesthetisch oogpunt zeer ongelukkige plaats, werd de Maas overspannen. De laatstgenoemde heeft men niet lang geleden eenige meters omhoog gebracht, hetgeen den bouw van opritten vorderde, die een groot gedeelte van de eenmaal zeer mooie rivierkade, De Boompjes genaamd, maskeeren en dus van haar schoonheid berooven. Vele typische grachten heeft men gedempt, alsook den eertijds zoo aardigen Cool-singel, van welken men een „boulevard” heeft gemaakt, welks voornaamste accent het nieuwe, even kille als banale stadhuis is. De Singelgrachten heeft men alle volgegooid en er onaanzienlijke straten van gemaakt, op één na, die thans echter eveneens voor een deel gedempt wordt. Eén bijzondere eigenaardigheid bezat Rotterdam nog, zooals geen enkele andere stad kon aanwijzen: een uitgestrekte groene vlakte, het „land van Hoboken”, dat daar lag als een wonder, eerst bij, later binnen de bebouwing; in 1929 werd het vernietigd, bedolven onder opgespoten zand, bestemd een net van straten te dragen. Oude, pittoreske dorpen en stadjes verzwolg de stad, beroofde hen van wat er mooi aan was, herschiep ze in nuchtere wijken. De uitbreiding der stad van het einde der negentiende en het begin der twintigste eeuw was, wat aanleg en architectuur (als men deze woorden in dit verband gebruiken mag) betreft, nog aanzienlijk erger dan de Amsterdamsche van die dagen. Alles bijeen genomen, kan gezegd worden, dat moeite noch kosten werden gespaard, om Rotterdam zoo grondig mogelijk te bederven.
Desondanks is de stad niet geheel van haar schoonheid beroofd, werd er, zij het onbedoeld, nieuwe schoonheid geschapen en heeft Rotterdam haar eigen karakter bewaard.
De nieuwe schoonheid, die in het leven geroepen werd, bestaat slechts voor een gering deel uit enkele goed aangelegde en gebouwde woonwijken. Zij is gelegen, zoo goed als geheel, in de grootsche havens, de rivier, hare kaden, uitgestrekte dokken, het complex van scheepvaart- en scheepsbouw-bedrijven
21