en vijftig jaren geleden, met hun verbindingsgracht, het Spui, gedempt. Die aan de Oude Zijde, verbonden door de Grim, lagen gelukkigerwijze buiten het verkeer, ontsnapten dus aan de aandacht der verkeers-aanbidders, zoodat zij een verheugenis voor het oog gebleven zijn. Met hunne omgeving vormen deze Burgwallen het oudste deel der stad. Hier zijn in overvloed de enge straatjes, steegjes en slopjes, de smalle en hooge huizen, uit den tijd toen men binnen de veste woekeren moest met den weinigen beschikbaren grond. Hier is de Oudezijds Kolk en de wonderlijke stapeling van uit het water oprijzende huizen, waar de beide Burgwallen samenkomen. Hier is de Oude Kerk met den prachtigsten toren der stad; in 1563-1566 heeft Joost Bilhamer, stadssteensnijder, hem gebouwd en vrij talrijk zijn in ons land de torens, welken hij tot voorbeeld heeft gestrekt, zoo o. a. den in Februari 1929 door brand vernielden toren van het Leidsche Stadhuis. Hier is de Schreiers-toren; een bonk huis heeft men er tegen aan gebouwd, met wat steigertjes aan den voet, en vensters heeft men gehakt in zijn zware muren, alles bijeen ernstige schennis en misvorming — maar het is niettemin de oude hoektoren van de eerste omwalling der stad van ongeveer 1480, welker zware steenen men nog kan aanschouwen, gemetseld als zij zijn in den wes-telijken walmuur van de Gelderschekade.
Doch ook de Nieuwe Zijde heeft haar wonderlijke stegennesten, vooral die tusschen Nieuwendijk en Voorburgwal. Een zeer merkwaardig sloppencomplex lag daar om en achter de Ronde Luthersche Kerk, waarin elk huisje een stukje schoonheid was, want men had er nooit iets vernieuwd of verbouwd. Thans is een groot gedeelte van dit alles gesloopt en het overige zal wel hetzelfde lot beschoren zijn—niet ten onrechte uit het oogpunt van hygiëne, doch daarom niet minder te betreuren.
Bij de groote uitbreiding in het midden der 17de eeuw ontstond de Jordaan, die scheeve hoek vol smalle grachten, enge straten, nauwe stegen en benauwende „inpandige” sloppen. Sommige grachten werden in den loop der jaren gedempt en zijn thans verkeerswegen van slechte verhoudingen. Maar overigens is deze wonderlijke buurtschap vrijwel in den ouden staat gebleven, al hebben ook hier en daar banale, meest 19de-eeuwsche huizen de typische 17de-eeuwsche vervangen. Zij is als een stad op zich zelf, met een eigen karakter, met een eigen dialect zelfs, dat zich in verschillende opzichten onderscheidt van andere Amsterdamsche dialecten. De eigenaardige ligging
16