Amsterdam, die groote stad

Titel
Amsterdam, die groote stad

Jaar
1936

Druk
1936

Overig
1ed 1936

Pagina's
353



met afgewend hoofd moest worden toegebracht, zag zijn behendigheid beloond met een peperkoek.

Men kon zich ook bekwamen in het scherpschieten. Er was namelijk een stalletje, waarop een geopende kist, de opening naar het publiek gekeerd; in de kist een olielampje met open vlammetje; op het stalletje eenig schietgeweer, alsmede een kistje sigaren, die zeker nooit de Vuelta Abajo hadden aanschouwd. De exploitant dezer installatie lokte de naar schut-tersroem en tabaks-aroma begeerigen met den roep: ,,A’ j’m uitskiet, krij’ j’n tega-a-ar” — de eerste strophe lang aangehouden, luid en hoog, de tweede in snelle triolen dalend naar de bas, in decrescendo.

Verder was er een tentje, waarin een duivelskunstenaar geweldige toeren verrichtte; de buitenstaande impresario verkondigde aldus het programma: „Eerst zal-ie vuur eten — dan zal-d-ie 5n zabel inslikken — dan zal-d-ie ’n cent in vier stukkies bijten — en dan zal-d-ie ’n steen op z’n bijze parrig an stukke slaan.” („Bijze parrig” is Jiddisch en beteekent: ellendig favushoofd).

Een bijzondere verschijning was Jeele Rimini, koopman in pijpen, oliekoppen en andere doorrookers. Hij zat zwijgend achter zijn kar, waarop de koopwaar, en besteedde de perioden tusschen de verschillende handelstransacties aan het doorrooken van een half dozijn pijpen tegelijk, die tot dat doel bevestigd waren aan een met water gevulde vaas, niet ongelijk aan de Britsch-Indische hoekah, voorzien van een slang, met mondstuk, door welke de tabaksrook werd opgezogen.

Er waren ook vele ambulante kooplieden, die hun handelswaar in een kistje meevoerden. De populairste van hen was Blanes, de brillenkoopman, een meester in het vragen van buitensporig hooge en het aanvaarden van zeer geringe prijzen, doch bovenal bedreven in het verwarren van rustieke breinen door goochelarij met obsolete valuta. Dat ging zoo: Een boertje heeft een bril noodig; hij wendt zich tot Blanes, die hem een krant in de hand geeft en hem den eenen bril na den anderen op den neus zet, tot de patiënt een heeft gevonden, die hem in staat stelt de krant te lezen. „Wat kost die bril, koopman?” vraagt het boertje. Blanes antwoordt: „Zeven achtentwintigen.” (Een achtentwintig was, lang te voren, een geldstuk ter waarde van f i .40.) De landman haalt een stuk papier en een potlood voor den dag, teneinde te berekenen hoeveel dit is in Neder-landsch courant en geeft een schreeuw van ontsteltenis als hij bemerkt, dat hem bijna tien gulden wordt gevraagd. Hij maakt een afwijzend gebaar en aanstalten om heen te gaan, waarop Blanes vraagt: „Hoeveel achtentwintigen geef jij dan?” Het boertje zegt: „Eén,” want minder is


37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.