OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
In de rabbijnse literatuur is er verschil in opvattingen over het antwoord op de vraag of het huwen moet worden beschouwd als een 'mitswa'. Rabbenoe Asjer (Duitsland/Spanje i3de eeuw) is van mening dat het huwelijk niet als een mitswa moet worden beschouwd:1
"Sommigen vragen waarom we de zegenspreuk niet zeggen "Hij die ons geheiligd heeft met Zijn geboden en ons heeft opgedragen een vrouw te huwen..."
Naar mijn mening is de zegenspreuk die wel wordt uitgesproken tijdens de choepa niet een zegenspreuk voor het vervullen van een mitswa (en wordt het huwelijk dus niet als mitsva geacht), omdat vruchtbaar zijn en je vermenigvuldigen de vervulling van de mitswa is en als iemand een concubine neemt en bij haar kinderen heeft, heeft hij de mitswa van vruchtbaar zijn en je vermenigvuldigen vervuld en hoeft hij geen vrouw te nemen (Daarom is die zegenspreuk niet hiervoor geschreven)."
Maimonides is van mening dat het huwelijk wel als een mitswa moet worden beschouwd.2
Een hiermede samenhangende vraag is of de mitswa 'wees vruchtbaar en vermenigvuldig je' ook geldt voor vrouwen. De woordvorm van het bijbelse gebod in het Hebreeuws is meervoud.
De Tanna'iem verschillen van mening:3
"Deze mitswa geldt alleen voor de man en niet voor de vrouw. Rabbijn Jochanan ben Beroka zegt: "Hij geldt voor beiden". Hij zegt: "G'd zegende hen en G'd zei tot hen "Wees vruchtbaar en vermenigvuldig je"."
In de Talmoed4 wordt verder gegaan met deze discussie:
"Waaruit wordt afgeleid [dat deze mitswa niet voor een vrouw geldt]. Rabbijn Ile'a antwoordde in de naam van R. Eleazar ben Sjimon: "Vul de aarde en heers over haar (Ber. 1:28) - en het is de aard van de man om te heersen en het is niet de aard van de vrouw om te heersen".
56
1 In zijn Halachische commentaar op bKtoebot 7, paragraaf 12. Voor meer over R. Ascher zie Daniel Richter, "Die Responsa des Rabbi Ascher ben Jechiel (Rosch)", Züricher Studien Zur Rechtgeschichte, 23, Zürich, 1992.
2 Yad, Hilch.Isjoet 1:1-2 en Sefer HaMitswot, Geboden nr. 213.
3 mYew. 6:6. Zie uitgebreide behandeling van deze teksten in Hauptman, noot 89, hoofdstuk 6.
4 bYem. 65b.