OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
is een juridische handeling die voordien bestaande sexuele grenzen bepaalt en verandert. Twee individuen die op basis van de sjidoechien nog niet tot elkaar sexueel toegankelijk waren, zijn nu elkaar toegestaan als man en vrouw. Individuen die vroeger potentieel huwelijkskandidaten waren, zijn nu door de familierechtelijke betrekkingen voor elkaar verboden als arayot. Een voordien ongehuwde vrouw is nu voor alle mannen, behalve haar echtgenoot, verboden op grond van de regeling aan-gaande overspel.
Omdat de kidoesjien een juridische handeling is, is in beginsel vertegenwoordiging mogelijk.
Het wordt echter als een mitswa1 beschouwd om deze juridische handelingen zelf te verrichten. Om onregelmatigheden bij deze rechtshandelingen te voorkomen, ontstond het gebruik dat er een rabbijn - de juridische autoriteit van de gemeenschap - aanwezig was om er op toe te zien dat alles overeenkomstig de Halacha werd uitgevoerd. Zijn aanwezigheid is echter niet constitutief, het blijft een overeenkomst tussen twee partijen. Dit is een van de verschillen met het Nederlandse recht. In dit stelsel zijn er drie partijen betrokken; de a.s. echtelieden en de overheid in de persoon van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand, niet alleen als toezichthouder, maar actief en als registrerende instantie. En de overheid is ook de instantie die het huwelijk doet ontbinden.
Bij de kidoesjien zegt de man: "Jij bent mij 'geheiligd' volgens de wet van Mozes en Israël"2. Dit betekent in overeenstemming met de Halacha zoals deze door de rabbijnen wordt uitgelegd. Op basis van deze formulering hadden de Batei Din (rabbinale rechtbanken) de bevoegdheid om een huwelijk nietig te verklaren - ex nunc - of te annuleren. In het tweede deel van mijn boek, over de Agoena, zal ik hierop nader ingaan.3
54
1 Yad, Hilch. Isjoet 3:19 en S.A.E.H. 35. Het woord "mitswa" is moeilijk te vertalen: het varieert in betekenis van "verplichting" tot "eer".
2 Deze zin komt niet voor in de Babylonische Talmoed. Wel in Tos. Ket 4:9 en in de Palestijnse Talmoed (JKet. 29a) met als formulering "... volgens de wet van Mozes en de Joden".
3 M. Elon. Jewish Law. Vol. I pp. 631-642.