OVERZICHT VAN HET JOODSE HUWELIJKS- EN ECHTSCHEIDINGSRECHT
Zo zijn bijvoorbeeld de regels met betrekking tot het erfrecht - zoals wij dat tegenwoordig noemen - 'voorzien van jurisprudentie'. Bern. 27:1-11 geeft een uitbreiding van de hoofdregels en in Bern. 36 worden nadere voorwaarden geformuleerd voor de toepassing van deze uitbreiding. Hier is dus sprake van een interne rechtsontwikkeling. Regels met betrekking tot het huwelijk en het huwelijksrecht vinden we door het hele boek heen; in Ber. 31:14-15 waarin Rachel en Lea klagen dat zij verkocht zijn (mecharanoe) door hun vader en in Ber. 34:11-12 biedt Sjechem aan Ja'akov aan, dat deze elke prijs kan vragen voor zijn dochter Dinah. Ook in Sjem. 22:15-16 is er sprake van een bruidsschat en in Dew. 22:28-29 vinden we een indicatie voor de hoogte van deze bruidsprijs. In Dew. 24:1 vinden we ook een regel van huwelijksrecht: "..wanneer een man een vrouw neemt (yikach)...". Hier wordt een ander werkwoord gebruikt om de huwelijkshandeling te omschrijven. Dit kan wijzen op een verdere rechtsontwikkeling. Bij het beschrijven van het huwelijk naar Joods recht zal ik hier verder op ingaan.
In de Bijbel vinden we, naast de Tien Uitspraken, een drietal codices: Sjem. 19-24, Vaj. 1-26 en Dew. 4-26.
Deze codices bevatten een variëteit van rechtsgebieden; burgerlijk recht, strafrecht, regels met betrekking tot offers, oorlogsrecht, regels met betrekking tot slaven. In onze moderne ogen bevat het bijbelse recht weinig recht zoals wij dat kennen, en daarom zijn veel verhalen (midrashiem) noodzakelijk.
Qua stijl is de regelgeving soms apodictisch: "je zult niet...", soms casuïs-tisch: "als..." of "wanneer...". Een apodictische vorm suggereert een algemene regel, een casuïstische vorm kan er op duiden dat de regel is ontstaan naar aanleiding van een specifieke gebeurtenis of situatie en heeft een andere rechtsontwikkeling doorgemaakt dan een apodictische regel.
Er is historisch weinig bekend van de maatschappij waarin deze Bijbelse rechtsregels functioneerden. Toch kunnen er een aantal vooronderstellingen worden genoemd:
1. De maatschappij bestond uit verschillende sociale klassen.
2. De status van vrouwen en slaven lijkt inferieur aan die van mannen. Toch worden hen menselijke waardigheid en status toegedicht. Het zijn niet louter rechtsobjecten.
10