bestaan karakteriseren als de onderneming om hei mensenleven in de geest te funderen. De geest dan als het dynamisch bewegelijke, verplaatsbare, waarin een ongehoorde vrijheid, maar een even ongehoord gevaar ligt opgesloten. Het latere lot der Joden heeft deze eerste opzet naarde heide kanten duidelijk gemanifesteerd, naar de kant van vrijheid zowel als naar die van gevaar. Ontworteld zijn wat betreft de natuurlijke bodem en zijn vastheden, de gegeven kosmos en zijn gesteldheden, omdat de zieleWortels lot de transcendente absolute (tod zijn doorgedrongen, brengt een eigenaardige existentie met zich mee. Het ene ogenblik zal men de hoge vrijheid van die levenswijze prijzen, de tendens tot beheersing en gebruik van de goederen, die de aarde oplevert, de gave om zich boven alle omstandigheden te verheffen en onaantastbaar te worden voor onheil of tegenslag. Het andere ogenblik demonstreert de Jood. ook al in zijn oude vorm van Israëliet, een onrust, een geestes-spanning, die ten tlicpsle teruggaan op de onmogelijkheid om verder in de voorlopige instanties te rusten, waar het natuurlijke leven de mens toe uitnodigt. Ze zijn van jongsaf een woelig en ongedurig volk geweest, dat iets van die onrust ook meedeelde aan zijn omgeving. Het ondermijnde het natuurlijke levensgcloof, de naieveicii en de piëteit van de geborgen mens, de cultus van de goddelijke machten. Het kon niet laten door te stoten tot de Allerhoogste en uit de verstandhouding met hem te leven en ie handelen. En wanneer dat verbleekte kon het toch niet terugkeren tot de natuurlijke góden: dan werd hij een dwaalgeest, die geen thuis had.
De geschiedenis van Israël vertoont de poging om op deze grondslag een normaal nationaal leven te voeren in het verworven land Kanaan. Ondanks de uiterlijke gelijkheid met de omringende volkeren blijkt slag op slag het grote verschil. Zijn koningen bleven onder de critische belichting staan van het profetische getuigenis, ook al naderden sommigen de geste van de oosterse vorst. Zijn cultus had tal van trekken gemeen met andere Semitische godsdiensten, besnijdenis, offer, priesterschap, reinigingsriien, enz., maar
71