Door de landen lacht de lent’, Schatert langs de velden, Zon-gewekte kleuren-bent Zingt de dooden-tijd ten end,
— Jubelend vermelden.
Jonge klank doortrilt de lucht, Blijheid is geboren!
Zwellend in al breed er vlucht Tot een heir-macht van gerucht,
— Een geluiden-toren.
Vreugde leeft er in ons hart, Hoop in onze hoofden,
Graven groeven wij de smart, Droeve vloeden weg-getart, Wanhoop wij verdoofden.
W’ leven heden onzen dag, Stralend in ons leven,
Uit ons denken woei een rag; Nimmer nog de wereld zag Zoo geluk door-weven.
Wèg het werk, toe de poort! Onze harten zingen.
Weg wat lijf en leven moord, Eénen dag slechts ongestoord Doen we eigen dingen.
Broederschap in één geluid, Groetend langs de lanen.
Blijde Mei-dag, Tijdenbruid, Spreid uw gulle handen uit, Zegent onze vanen!