BAKKERS-KLACHT.
Ik sta in den regen En schel en klop;
Die lui zijn zeker Nog niet op.
Het is ook zoo vroeg nog, Pas wijkt de nacht,
Ik schik in mijn lot Mij dus — en wacht.
Wat tergt die regen En striemt mij de wind! •En nergens waar ik Een schuilplaatsje vind. Hè, ik benijd je Je bedden zoo zacht; Maar ik ben de bakker En mopper — en wacht.
Wat sarrend is toch Dat lange staan,
Maar toch moet *k wachten Mag nog niet gaan . . .
Ik dicht dus gelaten Deez’ droeve klacht;
En sta in den regen En ril — en wacht.