1675-1875. De Synagoge der Portugeesch-Israelietische Gemeente te Amsterdam

XXII

Art. 4.

Tot bet beheer der gemeente zullen de 15 bestuursleden der tegenwoordige drie gemeenten 7 verdienstelijke, ijverige en vrome mannen benoemen, waarvan 6 als parnas en 1 als gahay (penningmeester) zullen fungceren, terwijl aan den laatste een assistent zal worden toegevoegd om de offeringen op te teekc-nen en ander schrijfwerk te verrichten. Voor de 6 parnassim en den gabay zal een bank (zetel) worden ingericht, waar zij te zamen zullen zitting nemen.

Art. 5.

Deze mahamad zal zorg dragen, dat uit de ascamot (reglementen) der drie gemeenten en uit die op de gemeente-invor-deringen al wat dienstig is worde bijeenverzameld en onder bijvoeging van wat verder noodig geoordeeld wordt, tot één geheel worde gebracht, naar hetwelk de gemeente in het vervolg zal beheerd worden.

Art. 6.

De 7 bestuursleden, op de wijze, zooals hieronder bepaald wordt, door de 15 leden van den tegenwoordigen mahamad verkozen, zullen een jaar daarop een nieuw bestuur kiezen, en zal ook in het vervolg het ééne bestuur steeds het volgende benoemen. Alle benoemingen zullen vooraf rijpelijk besproken worden en zullen de stemmingen plaats hebben door het werpen van ballen in een bus in dier voege, dat steeds 5 der 7 stemmen de meerderheid vormen; aan welke meerderheid de minderheid verplicht zal zijn, zich zonder tegenspraak of repliek te onderwerpen.

Art. 7.

De benoeming van den éérsten mahamad zal tegen Sabat-agadol (Sabbath vóór Paschen) aanstaande plaats hebben. Van de namen der gekozene 6 parnassim zullen briefjes gemaakt worden en die in een bus gestoken en naar de orde, waarin die zullen uitkomen, zal elk in het electieboek (bock dor verkiezingen) worden opgeteekend en gedurende twee maanden het voorzitterschap waarnomen, zoo in het kerkelijke als administrative. Al hetwelk van de teba (voorlezersplaats) zal