III
RENAISSANCE DER J00D5CHE RELIGIOSITEITDit hoofdstuk houdt zich, aansluitend aan de in het voorafgaande behandelde problemen van afval en conversie, bezig met een onderzoek naar de mogelijkheden van een religieuze vernieuwing, met behoud van de essentiëele waarden zoowel van de wereld- en levensbeschouwing van het Jodendom, als van den specifieken Joodschen levensstijl waarin metaphysiek en historische traditie hun verzinnelijking hebben gevonden in symbool en rituaal. Deze vernieuwing wordt gedacht op de basis eener vrijzinnige, ondogmatische godsdienstigheid, voor den progressief-denkenden en tevens religieus-voelenden hedendaagschen Jood acceptabel en aldus de mogelijkheid scheppend van nieuwe binding van afgevallenen en vooral van tot afval gereedstaanden. En deze binding niet slechts voor zoover het de geestelijke waarden van het Jodendom betreft, maar ook zijn levensvormen, tot verjongden glans gezuiverd.
Deze renaissance is evenwel in geen enkel opzicht assimilatorisch of emancipatorisch gekleurd, gelijk bij vroegere vernieuwingspogingen het geval is geweest; integendeel staat zij op den hechten bodem van het Joodsch-nationale ideaal met herstel van het Joodsche volk in Palestina als zijn centrale gedachte. Zulks in het besef dat deze heiden alleen de levende bronnen kunnen zijn voor de gezonde ontwikkeling eener Joodsche geestelijke en traditiona-Iistisch-nationale cultuur.
Uiteraard kan een critische toetsing van de ceremoniëel-ritueele praktijk van het huidige orthodoxe Jodendom bij deze uiteenzetting niet achterwege blijven, tengevolge waarvan die uiteenzetting hier en daar een eenigszins „technisch" karakter zal moeten dragen. Den met de onderhavige materie niet vertrouwden lezer zullen daarbij onvermijdelijk enkele détails ontgaan, doch de schrijver hoopt dat zij zich daardoor niet zullen laten afschrikken; ook hun zal de strekking van dit hoofdstuk zonder twijfel een inzicht kunnen geven zoowel in het door hem gelaakte als in het door hem bepleite : een vernieuwde en verjongde Joodsche religiositeit, mede in haar problematiek en historischen ontwikkelingsgang. En ook de algeheele buitenstaander met belangstelling voor religieuze vraagstukken, zal wellicht niet zonder vrucht deze problematiek kunnen toetsen aan die in eigen levenskring. Hij zal zich veelszins op bekend terrein gevoelen, want de controverse van autonoom en heteronoom — anders gezegd van progressief en conservatief, dynamisch en statisch, dogmatisch en vrijzinnig geloofsleven, beheerscht ook hier het aspect.
Hebben wij ons, op de afgelegde route van onze sightseeing, langs den buitenrand bewogen, thans keeren wij terug naar het centrum van het gebied dat wij ons voorgenomen hebben met den lezer te verkennen. Dat van de positieven onder onze kleine rest. En dan wordt onze aandacht in de eerste plaats opgeëischt door wat men in de wandeling noemt „de orthodoxie”. Met een oneigen-
29