ik zai hom hail slim aan zien ènde koomm dreigt bet je tot diep in mijn dromen
eenmaal heb ik haar aan het zandpad bezocht met kleinzoon jaap die daar toen logeerde vol huiver drong ik door tot de duistere krocht waar een jiddisje vrouw ons op koekjes tracteerde
ze ontnam me de mythe die van een ballade het merg is (naar degelijke handboeken willen) de batterij van mijn bangheid was voor altijd ontladen: rust zaacht broave bet je mit hail onze kille
dat heeft ze wel nodig noa aal dij verhoaln dij vertèln dat ’t jeudske hait was op ’t gèld as ’n duvel op ’n zail / ‘wil joe eerst eevm betoaln’ en ze heette niet minder op manlu vergrèld
ook wil ik (as jeude) niemand verhelen dat ze een stal heeft bezeten vol bezemstelen die is na de oorlog door een boer uit de meedn verworven voor ’t museum van jeudse öldheedn
van certificaten voorzien voor de goijem van later dat vraauw soetndörp gekasjerd was in oudewater
maar zo zij een functie in mijn verzen vervult blijve betje in magische mantel gehuld: mien wikwief aan ’t zandpad nait wied van de venne mien hekse van endor / mien stok sennerenne
wikwief = waarzegster
sennerenne = populair volksboek in het jiddisj adrillenmaark = allerheiligenmarkt in winschoten assmis = soms; misschien verrot = lijdende aan geslachtsziekte gekasjerd = koosjer gemaakt
30