toen alle joden langs die wadden (het groningse type: stroef en stoer) sjoele waren om met kewone te dawnen heel die heilige dag van jom kippoer
toen begaven het door godes hand de sluizen des hemels en die van reiderland
en werd ons sjoeltje met joden gevuld naar gewoonte in smetteloos sargenes gehuld over de dijk van de tjamme geheven en lijnrecht de dollard ingedreven
oren zo lang we nog niet zijn vergaan decideert streng de rebbe / de poort staat al aan tussen torum (ook verzonken) en termunterziele neuriet hij meeslepend de niggen van ngiele
balbattiem volgen als matrozen aan boord het commando van de ouwe die onverstoorbaar oort extatisch verzonken in devote tefille op die zinkende ark met die zingende kille
zo’n kabbelend geluid / een echte jomkipper
een dorpssjoel als schuit / met een rebbe als schipper
tot aan het slot / over het hoofd elk zijn talles de eenheid van god wordt geloofd na dit alles en de sjoel en de kille en de rebbe incluis in de diepte op weg zijn naar het hemelse huis
dollard / dodenland / reiderwolde-verhaal: mijn joods pendant van reimerswaal
nog vertellen de kwelders aan wie maar wil horen dat zij eens in het jaar mijn rebbe zien oren in zijn sargenes drijvend langs de dijken van het wad het sjeimes belijdend met ver-reikend echad
12