er nog in de verte sprake is van hare toepassing.... (bladz. 31).
En Prof. Treub voorziet, dat die losse band, waarvan hierboven reeds is gesproken „door de gezonde kracht die er schuilt in de arbeidersbeweging, eerlang zeker — geheel (zal) worden losgemaakt.”
De „gezonde kracht” die er in de arbeidersbeweging schuilt; dat is nu eens een goed woord; zulk eene karakteristiek van hetgeen men zich voorstelt dat de arbeidersbeweging eens zal worden, in tegenstelling met wat zij nu in hoofdzaak is, is waarlijk pakkend. Daarnaar is de sociaal-demokratie natuurlijk de ongezonde kracht; dat klinkt nu nog eens en vooral bij de bourgeoisie slaat zoo iets aan. Want dat de arbeiders wat aan vereeniging doen, hun positie trachten te verbeteren door vakver-eenigingen, is goed, dat vindt ook de bourgeoisie over het geheel thans vrijwel; alléén die lui moeten niet gewelddadig tewerk gaan, zij moeten bijv. het werk niet staken. Anders dan gaan de zaken mis, komt er stilstand in ’t bedrijf en kost het geld. Ook mogen zij van de wetgeving wrel om wat sociale hervorming verzoeken — eischen niet — maar het moet liefst een schijntje geld kosten. Dit is gezond.
Maar geen sociaal-demokratie, die is ongezond. . . .
Het ligt waarlijk aan des heeren Treub’s heuschheid niet, dat hij ons met zoo reeds van voor jaren uitgezóchte schimpscheuten naar ’t hoofd smijt; zijn klasse-standpunt geeft hem ze in den mond. En wie ze hem kwalijk neemt, moet eerst begrijpen, dat eene dergelijke terminologie, die onderscheid zoekt te maken tusschen arbeidersbeweging en sociaal-demokratie, waarbij de laatste de eerste „ongezond” maakt, schering en inslag is