ling der maatschappij nog eene andere tendenz werkzaam is, die welke er n.1. op uit is, de productie te splitsen.
Er komen nieuwe bedrijven op, waarin de in een bedrijf overbodig geworden arbeiders, onderkomen vinden. Ik wil hier herinneren aan een plaats uit „het Kapitaal”, wTaarin Marx een fabrieks-inspecteur laat zeggen:,,Wat mij sedert eenigen tijd getroffen heeft, dat is de verandering die er plaats gegrepen heeft in de wolfabrieken; vroeger waren zij gevuld met vrouwen en kinderen, thans schijnt de machinerie het werk te doen. Op mijne informatie, gaf mij eene fabrikant het volgende bescheid:
„Onder het oude systeem had ik 63 personen in dienst, na de invoering van verbeterde machines, verminderde ik het aantal handen op 33 en laatstelijk, ten gevolge van nieuwe groote veranderingen, was ik in staat, dit aantal wederom terug te brengen tot 13.” Alzoo, eene kolossale reductie van personeel en tegelijkertijd eene productie, die op de gelijke hoogte bleef van vroeger.
Hoezeer in de Duitsche industrie, de concentratie, de vermeerdering van de arbeiders en de vermindering der bedrijven hand aan hand gaan, bewijst, dat van 1882 tot 1895 de hoedenbedrijven en de ijzerdraadtrekkerijen zijn verminderd met: 25 proc., de arbeiders zijn vermeerderd met: 23 proc: de tegelbakkerijen en aarden-buizenfabrieken zijn met 21.9 proc. afgenomen, de arbeiders zijn in aantal met 57,7 proc. toegenomen; de kopersmederijen zijn in aantal met 8,0 proc. afgenomen, de werklieden in dat vak tellen 35,5 proc. meer. Net zoo is het gesteld in een groot aantal andere bedrijven; eene totale revolutie heeft er plaats gevonden in industrie en handwerk.