heeren aanvingen om de vakorganisaties der vrije arbeiders zoo mogelijk te vernielen? Een pogen, waarvoor zij nu vast bezig zijn de breekijzers te werpen tusschen de georganiseerde arbeiders, overal waar zij dit kunnen ?
En ongetwijfeld zal dat pogen eenig succes hebben. Hier en daar is nog wel wat in die richting te doen; zóó sterk staat het overgroote deel van de vakvereenigingen niet, of het zaaien van verdeeldheid op sommige plaatsen van ons land zal hen schaden, enkelen kan men misschien aanmerkelijke schade toebrengen. De kerk beschikt over machtsmiddelen, waartegenover wij vrijwel machteloos staan.
Dominé en pastoor, mitsgaders de gansche kliek van de Kerk, zijn sterker dan wij; dat te ontkennen valt ons geen oogenblik in. Alleen de heeren moeten op die macht niet al te véél vertrouwen en zij doen dat ook niet. Voorshands dus zullen zij ons eenige schade kunnen doen. Dat zij hun eigen schapen daarmede even groote schade toebrengen, moge hen in hunne stompzinnigheid, die slechts oog heeft voor het oogenblikkelijke succes ontgaan, aan de arbeiders zal dit op den duur niet kunnen ontgaan.
De vak-aktie der arbeiders is een eisch van den tijd, die niet tegen is te houden. En met allerlei reaktionair gepraat en geknoei in het duister, is dat niet weg te nemen.
Daar moet eenvoudig gehandeld worden. Werkstakingen als laatste, maar dan ook tevens als een der krachtigste middelen om de eischen doorgevoerd te krijgen, liggen in de lijn van dien strijd, die de arbeiders hebben te voeren. Daaraan is niets te doen. En wie geen werkstakingen wil, wie tenminste de werkstakingen althans tot een minimum beperkt wil zien, die kan maar één weg inslaan: de vakvereenigingen der arbeiders sterk maken.
Het is toch een zoo eigenaardig en zoo leerzaam feit voor de heeren staathuishoudkundigen en vredesapostels, die dat evenwel nog maar niet schijnen te weten, dat, hoe sterker een vakvereeniging hoe minder werkstakingen, hoe meer macht en invloed de vakvereenigingen bezitten, hoe beter de gang van zaken in de industrie is gewaarborgd.
Natuurlijk laten deze invloed en machtsontwikkeling van de arbeiders in hunne vakvereenigingen, zich niet vereenigen met het patriarchale stelsel, dat zoozeer de „christelijke'' beschouwing in staat en maatschappij kenmerkt. Zij zijn niet in overeenstemming te brengen met wat de christelijke kerk (niet de christelijke godsdienst) de menschen leert: de onder-