In den avond van 51 Juli 1914, terwijl de lucht reeds vervuld was van de oorlogsonheilen, die weldra over Europa zouden worden uitgestort, werd plotseling door het schot van een waanzinnige, een ontoerekenbare, die wel niet in den direkten maar dan toch in indirekten zin het werktuig was van een giftige ophitsingscampagne van een deel der reaktionaire Parijsche pers, onze groote Fransche partijgenoot Jean Jaurès neergeveld.
Het was wel een schrikkelijk zinnebeeld van de afgrijselijke gebeurtenissen, die ons toen nog pas boven het hoofd hingen, dat vlak vóór de uitbarsting van den wereldoorlog een zoo groot, moedig en konsekwent voorvechter van den vrede, aan de menschheid, aan zijn volk en aan gansch het Socialisme werd ontnomen.
Afschuwelijk was het, dat den man, die zijn roemrijk leven vooral besteed had aan het streven om het vredesverstand te doen zegevieren boven den wilden oorlogshartstocht, juist op het tijdstip dat de bedreigde vrede hem wel minder kon missen dan ooit, door het moordend lood van een gek het leven moest worden benomen.
Juist toen hem en ons allen dit tragisch ongeluk trof, had Jaurès dagen lang vergaderd en 'geconfereerd, ten einde alles te doen, wat er maar toe kon strekken om aan Europa de ontzettende rampen van een algemeenen oorlog nog te besparen.
In die geweldig kritieke dagen, op het einde van de maand Juli van 1914, was Jaurès werkzaam als geen ander.
Den 25 ste sprak hij in een groote verkiezingsvergadering bij Lyon, en zijn rede was, nevens een beschouwing van de ontzettende Europeesche spanning en hare oorzaken, een doorloopende oproep, een geweldige noodkreet aan het adres van hen die Frankrijk’s lot op dat oogenblik bestuurden, om alles te doen wat mogelijk was, teneinde het ongeluk van een oorlog nog af te wenden.