— 85 —
ten 3e, met de opvoeding en het onderwijs, en ten 4e: met de regeering. De produktie lijdt tegenwoordig aan deze gebreken, 1 dat alles tegen elkander inwerkt; dat er geen harmonie, dat er i
geene samenwerking is; daar is overal wanorde, daar is overal ]
scheiding en er is verdeeldheid en daardoor is er een enorme I jt. ykj j verspilling van arbeidskracht. Men werkt hard, véél te hard 'r t en nog is er te weinig, nog steeds produceert men niet genoeg. '
Elk beginsel van produktie, dat op een gezonde basis staat, moet er op zijn ingericht: een vereeniging en eene verbinding van de productiemiddelen tot stand te brengen; landbouw bij nijverheid, geoefendheid en kennis bij kapitaal te brengen, dezen samen te vereenigen, dè,t moet het doel van de produktie zijn; dat is de gezonde grondslag van de nieuwe moreele wereld, die Owen, aan de menschen wilde laten zien. Maar terwijl de combinatie van al deze verschillende elementen tot een eenvoudig- en een overvloedig resultaat zou leiden, wordt het heil gezocht in eene geweldige concurrentie, van den een tegenover den ander, elk toegerust met zijn eigene middelen. Het is een onafgebroken strijd, een worsteling, een hijgen en een zwoegen van fragmenten tegen fragmenten, waarvan de gevolgen zijn: een verwijdering van den mensch, van zijn voedsel en eene verwijdering van de natuur; een ophooping van menschen in gangen, sloppen en stegen, zonder licht, zonder lucht en zonder reinheid.
Wat blijft er over van al datgene, waarop de mensch recht heeft, van een fatsoenlijk dak, dat den mensch noodig heeft om er onder te vertoeven; van goed onderwijs, van het genoegen, van het gezellig verkeer, van liefde en van vriendschap? Dooide gruwelijke tijdsverkwisting van arbeid, van tijd en van kapitaal, wordt er door de "individuen gebrek geleden, hoe zij zich ook aftobben. Bij een verstandige leiding van arbeids-associatie, behoefde er zooveel te minder te worden gearbeid, — misschien slechts vier uren daags — om al de producten voort te brengen, welke er noodig zijn, om aan de behoeften van de consumptie te voldoen.
Bij de verdeeling der rijkdom is volgens Owen, deze verspil- /-
ling van arbeid en produkt nog meer zichtbaar. De ware leer &</- ƒ ■}.$ van de verdeeling, zegt Owen, is de producent zoo dicht mogelijk bij den consument te plaatsen. De consumenten moesten als uit den voorraad of uit het magazijn, kunnen putten. En in plaats daarvan, heeft zich tusschen den producent en den consument eene klasse van tusschenpersonen genesteld: die der kooplieden, die koopen en verkoopen in ’t groot, in ’t klein, op de beurs of