plan mislukte, evenzoo als 17 jaren later de ruilbank door Proudhon in Frankrijk gesticht, met ongeveer dezelfde bedoelingen mislukte, omdat het crediet van hen die niets hebben, ook niets waard is.
Tusschen 1836 en 1838, zag ook Owen’s hoofdwerk „T h e New Moral World” (De nieuwe moreele wereld) het licht, eerst als weekblad, later in 1844, als boek. Het bevatte zeven deelen en kan als samenvatting, van datgene wat Owen wilde, worden beschouwd. Het is, naar zijn eigen meening, zijn om-vangrijkste werk geweest, waarin hij zijn diepste gedachte heeft nedergelegd.
Het Eerste deel verzamelt de gegevens over de menschelijke | natuur. Owen geeft hier niets nieuws en wij kunnen dus volstaan Imet hetgeen daaromtrent vroeger omstandig is medegedeeld. De i J mensch vormt nóch zichzelven, nóch zijne meeningen, nóch zijne ! 1 gevoelens; zij-allen worden voor hen gevormd, door de omstandig-j { heden, waarin hij is geplaatst. Hiermede valt dus de leer tezamen, ' ''dat men het allereerst moet aanvangen, die omstandigheden te i/ begrijpen. Men moet niet oordeelen of veroordeelen, maar men ^ moet leeren^begrTjpèh. fiën moet de natuïir beluisteren en naar volgen, wanr de natuur is niet slecht. Ook de mensch is niet van nature-uit verkeerd; de maatschappij waarin hij verkeert vormt hem zooals hij is. De tegenwoordige beschaving is op den slechten weg. Men moet het natuurlijk instinct volgen en bevredigen. Het tegenstreven der natuur, het gedurig tegenwerken harer bedoelingen, dA&raan is het te danken, dat de menschelijke karakters dien betreurenswaardigen trek verkregen hebben, waaraan zij lijden.
In plaats van het egoïsme der onwetendheid, moest er onder de menschen gaan heerschen, de welwillendheid van het inzicht in de werkelijkheid. De mensch is bestemd een sociaal wezen te zijn. De verschillende onderscheidingen moeten wijken onder de menschen; de religies zullen te-niet worden gedaan, de priesters overbodig worden bevonden, de menschelijke trots verdwijnen en eene hérschepping van den mensch zal er komen, zoo schoon als zij er nog nooit geweest is. Owen meent, dat hij hetzelfde voor de menschheid op ’t oog had, als Gallilëi gedaan had voor de natuurwetenschap, toen hij bewees, dat de aarde om de zon en niet de zon om de aarde draaide.
Het Tweede deel behandelt de leer en de kennis van de maatschappij. Naar Owen’s overtuiging moest de menschheid zich bezig houden met vier onderwerpen: ten le, met de produktie van den rijkdom; ten 2e, met de verdeeling van den rijkdom;